Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6100/GA, 16 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6100/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 16 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hem geen laptop wordt verstrekt.

De beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft op 30 januari 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (ZB-2017-554). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Zuyder Bos (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Na de zitting bij de beklagrechter is de situatie veranderd, omdat de directie de laptop van klager heeft afgenomen. Klager heeft meermalen verzocht om teruggave van de laptop, maar dat is niet gebeurd. In dit verband heeft de directie van de PI te kennen gegeven dat sprake is van een uitsterfbeleid inzake laptops en dat klager daarom geen laptop krijgt. Volgens klager heeft de directie de laptop ten onrechte afgenomen. Het enkele feit dat een uitsterfbeleid geldt weegt niet op tegen de schade die klager heeft geleden, omdat klager de laptop gebruikte voor onderwijsdoeleinden. Nu klager geen laptop krijgt is sprake van dezelfde situatie als ten tijde van indiening van de klacht en daarom heeft hij wel degelijk een belang bij beoordeling van deze klacht. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Uit de stukken komt naar voren dat klager, na het indienen van zijn beklag en voorafgaand aan de zitting bij de beklagrechter, op 8 november 2017 een laptop van de directie heeft ontvangen. Tijdens de zitting op 9 maart 2018 bij de beklagrechter is klagers klacht bemiddeld. De beroepscommissie maakt uit bovenstaande op dat het beklag van klager doel heeft getroffen; aan klager is immers naar aanleiding van zijn beklag een laptop uitgereikt.

De beklagrechter heeft klager vervolgens bij uitspraak van 30 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en daartoe overwogen dat klager geen belang meer heeft bij de behandeling van de klacht, nu hij een laptop uitgereikt heeft gekregen en ter zitting is bemiddeld.

Onweersproken is dat de directie op enig moment, kennelijk nadat de zitting in beklag had plaatsgevonden, de laptop van klager heeft ingenomen. Naar het oordeel van de beroepscommissie betreft dit een nieuwe situatie en had het op de weg van klager gelegen om tegen die inname, dan wel wegens de (nieuwe) weigering van de directeur een laptop aan klager te verstrekken, in beklag te gaan. De beslissing om de laptop in te nemen, dan wel niet opnieuw een laptop te verstrekken was immers een nieuwe beslissing waartegen beklag mogelijk was. De beroepscommissie stelt vast dat geruime tijd is verstreken tussen de zitting bij de beklagrechter en de uitspraak van de beklagrechter. De reden daarvan is de beroepscommissie niet bekend. Mede daardoor heeft de afwikkeling van het beklag onnodig lang op zich laten wachten.  De beroepscommissie merkt op dat dit onwenselijk is. Dit heeft echter geen invloed op de beslissing in beroep.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

 

Deze uitspraak is op 16 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door

mr. D.L. van Lijf, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven