Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20835/SGA, 14 april 2021, schorsing
Uitspraakdatum:14-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20835/SGA  

           

Betreft [Verzoeker]

Datum 14 april 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Dordrecht (hierna: de directeur) heeft op 4 april 2021 en 6 april 2021 – zo begrijpt de voorzitter – aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van:

-    plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, met behoud van televisie; en

-    uitsluiting van activiteiten, eindigend op zaterdag 10 april 2021, en op 7 april 2021 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van:

-    plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, met behoud van televisie; en

-    uitsluiting van activiteiten,

voor de duur van 10 dagen, vanwege een positieve uitslag van verzoekers coronatest, ingaande op 7 april 2021 om 17:00 uur en eindigend op 17 april 2021 om 17:00 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. S.A.A.P. van Hees, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk PD-2021-199).

2. De beoordeling

Namens verzoeker is gesteld dat verzoeker sinds 4 april 2021 gedurende 24 uren per dag op zijn eigen cel verblijft en dat er geen gelegenheid is voor essentiële zaken als douchen of luchten. Verzoeker is slechts eenmaal in de gelegenheid gesteld om contact te hebben met zijn partner en de terugbelverzoeken van de raadsvrouw leiden er niet toe dat verzoeker contact met haar opneemt. Namens verzoeker wordt daarnaast aangevoerd dat vanwege de quarantaine het vuilnis niet wordt opgehaald en dat bestelde producten niet in de koelkast mogen worden gelegd. Volgens verzoeker is sprake van een mensonterende situatie en had een minder vergaande quarantaine, waarin elke gedetineerde kort zijn cel mag verlaten om te douchen, bellen en luchten ook hetzelfde doel kunnen bewerkstelligen.

Quarantaine 4 tot en met 6 april 2021

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde ordemaatregelen van 4 en 6 april 2021 reeds zijn beëindigd. Het verzoek kan in zoverre dus niet meer tot het beoogde resultaat leiden. Verzoeker heeft dan ook in zoverre geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. De voorzitter zal het verzoek voor zover dit ziet op de quarantaineperiode van 4 tot en met 6 april 2021 daarom afwijzen.

Quarantaine 7 tot en met 17 april 2021

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 5 april 2021 is getest op het coronavirus en dat de uitslag van zijn test positief is. Verzoeker is middels een ordemaatregel op 7 april 2021 verplaatst naar de inkomstenafdeling die tevens dienst doet als quarantaine-afdeling, aldus de directeur. Op de quarantaine-afdeling heeft verzoeker volgens de directeur een individueel programma en wordt hij in de gelegenheid gesteld te bellen. Tevens heeft verzoeker op deze afdeling, in tegenstelling tot de eigen afdeling, een douche op cel, aldus de directeur.

De voorzitter stelt vast dat in de bestreden beslissing staat vermeld dat verzoeker niet is gehoord. De wet schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Het horen kan achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. De voorzitter constateert dat in onderhavig geval geen van deze uitzonderingen sprake is. De voorzitter overweegt dat nu verzoeker niet is gehoord alvorens is beslist tot oplegging van de ordemaatregel, de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet. Het verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen.

De voorzitter merkt nog op dat de directeur de bevoegdheid heeft om – met in achtneming van alle geldende vormvereisten – een nieuwe beslissing te nemen ten aanzien van verzoeker.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af voor zover dit ziet op de quarantaineperiode van 4 tot en met 6 april 2021.

De voorzitter wijst het verzoek toe ten aanzien van de ordemaatregel van 7 april 2021 en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 14 april 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven