Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20788/SGA, 9 april 2021, schorsing
Uitspraakdatum:09-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20788/SGA

               

Betreft [verzoeker]

Datum 9 april 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft op 1 april 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van tien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het zonder medeweten en toestemming van de directeur meermaals contact zoeken met de media, ingaande op 1 april 2021 om 14:30 uur en eindigend op 11 april 2021 om 14:30 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. D. Kisteman, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (N2021-493).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat de bestreden beslissing disproportioneel is. Verzoeker wist niet dat hij eerst toestemming diende te verkrijgen van de directeur alvorens hij contact mocht opnemen met de media. Echter, geen enkel belang als bedoeld in artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is in gevaar gebracht.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker meermaals zonder medeweten en toestemming van de directie contact heeft gezocht met de media. Op 27 maart 2021, 20 maart 2021 en 31 maart 2021 heeft verzoeker gebeld met Hart van Nederland. De directeur geeft aan dat dit strafwaardig gedrag oplevert. Dit wordt ook vermeld in de huisregels. Dat geen enkel belang van artikel 40 van de Pbw zou zijn geschaad, doet hieraan volgens de directeur niet af. Verzoeker had dit kunnen weten door het lezen van de huisregels zodat hij ook verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn gedrag, aldus de directeur.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker contact heeft gezocht en gehad met de media zonder dat hiervoor door de directeur toestemming was verleend. Namens verzoeker is aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van het verbod om contact te hebben met de media. Dit verbod is vermeld in de huisregels, waar iedere gedetineerde en ook verzoeker van op de hoogte zou dienen te zijn. De praktijk is echter dat niet alle gedetineerden van alle onderdelen van de huisregels op de hoogte zijn. Niet is gebleken dat de stelling van verzoeker dat hij niet op de hoogte was van het verbod niet overeenkomstig de waarheid is. Er dient het er derhalve voor te worden gehouden dat er sprake is van een niet-opzettelijke overtreding van de huisregels. Onder deze omstandigheden had het naar het oordeel van de voorzitter op de weg gelegen van de directeur om de gedetineerde te waarschuwen dan wel een straf op te leggen waarbij tot uitdrukking komt dat het zich handelt om een – naar het zich laat aanzien – niet opzettelijke overtreding van de regels.

De directeur heeft verzoeker verantwoordelijk kunnen houden voor zijn gedrag en hem hiervoor disciplinair kunnen straffen. De bestreden beslissing van 10 dagen strafcel acht de voorzitter echter onder de bovengeschetste omstandigheden onredelijk en onbillijk. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 9 april 2021 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven