Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16725/TA, 12 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          20/16725/TA

 

Betreft [klager]

Datum 12 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)

 

1. De procedure

[klager] heeft beklag ingesteld tegen het openen van een voor klager bestemd poststuk buiten zijn bijzijn.

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 17 december 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,- (Me 2020-000178). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling gehoord op de digitale zitting van 26 maart 2021. Klager was niet ter zitting aanwezig, nu hij – hoewel hij op behoorlijke wijze was opgeroepen – naar de arbeid was gegaan en niet in staat was om binnen afzienbare termijn alsnog ter zitting te verschijnen. Desgevraagd door de beroepscommissie heeft klager – via de jurist van de instelling – aangegeven geen inhoudelijke toevoegingen te hebben die hij ter zitting wenst te bespreken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

De beklagcommissie gaat voorbij aan het feit dat er veel poststukken ontvangen worden door de instelling die niet enkel een brief bevatten en derhalve nader moeten worden gecontroleerd. In deze tijd wordt getracht loopbewegingen binnen de instelling zoveel mogelijk te beperken, alsmede om het contact tussen aanwezigen te voorkomen. Het is dan niet onredelijk om de controle van de post op bijgesloten voorwerpen buiten aanwezigheid van de patiënt te verrichten. Indien dit beleid niet zou gelden, dan dient elke patiënt die post kan komen halen onder begeleiding zich naar de controleerruimte van de DGB te bewegen. Deze ruimte bevindt zich in het midden van de instelling waar het normaliter sowieso al het drukst is. De post wordt dan geopend door een medewerker van de DGB in bijzijn van de patiënt en de sociotherapeut. Bij die werkwijze is het lastig om te voldoen aan alle coronamaatregelen.

Het openen van postpakketten verloopt nog steeds op dezelfde wijze. Naar aanleiding van de uitspraak van de beklagcommissie is nagedacht over mogelijke alternatieven. Er is echter geconcludeerd dat de huidige wijze van openen van post momenteel de beste optie is. Alternatieven voor deze werkwijze waarbij de coronamaatregelen in acht kunnen worden genomen, waarbij de patiënt tevens aanwezig kan zijn bij controleren en de controle op een doelmatige manier kan plaatsvinden, zijn momenteel praktisch niet haalbaar. Wanneer voldoende personen zijn gevaccineerd, kan hopelijk weer worden overgaan naar een andere werkwijze. Er is gekeken naar de mogelijkheid of – met inachtneming van de regels ter bescherming van verspreiding van het coronavirus – het weer mogelijk is de post te openen op de wijze zoals ze voorheen werden geopend. Onbekend is of ook is overwogen om de post te openen op de afdeling van een patiënt. De werkwijze die is ingevoerd betreft geen landelijk beleid.

Erkend wordt dat het erg vervelend is voor klager en zijn vriendin wanneer foto´s door derden worden bekeken, maar ook als de werkwijze niet zou hebben gegolden, zouden de foto´s ook zijn bekeken door medewerkers van de instelling. Alleen in dat geval zou klager daarbij aanwezig zijn.

Standpunt van klager

Klager hoopt dat hij in het gelijk wordt gesteld.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 35, tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft de instelling de bevoegdheid post bestemd voor de verpleegden op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te controleren. Daarbij is bepaald dat deze controle, voor zover mogelijk, geschiedt in aanwezigheid van de betrokken verpleegde.

Door de instelling is naar voren gebracht dat, als gevolg van de uitbraak van het coronavirus door de DGB de post, waarvan men vermoedt dat dit mogelijk contrabande bevat, buiten aanwezigheid van de verpleegde wordt geopend. De beroepscommissie is van oordeel dat dit een ernstige inbreuk betreft op de rechten van de verpleegde. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat de instelling maatregelen heeft moeten en willen nemen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus, brengt onderhavige maatregel – het stelselmatig openen van post bij een vermoeden van contrabande buiten de aanwezigheid van de verpleegde – een te vergaande inbreuk op de rechten van de verpleegde, mede gelet op het beginsel van minimale beperkingen (artikel 2, tweede lid, Bvt). Daarnaast is niet gebleken dat het doorvoeren van de beleidswijziging is gecommuniceerd met de patiënten en dat voldoende is gekeken naar mogelijke alternatieven voor de werkwijze die binnen de instelling wordt gehanteerd. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. 

 

Deze uitspraak is op 12 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder MCM en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven