Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7157/GA, 2 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7157/GA

    

Betreft [klager]

Datum 2 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat klagers verloftraject door toedoen van de directeur is vertraagd.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg heeft op 12 mei 2020 het beklag ongegrond verklaard (MB-2020-000163). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Middelburg (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Hoewel klager al in februari 2020 in aanmerking kwam voor het verlenen van algemeen verlof, is hem bij monde van zijn casemanager pas in maart 2020 te kennen gegeven dat de verlofbeslissing zou worden aangehouden en om welke reden. De directeur had dit al eerder (schriftelijk) moeten meedelen. Indien tijdig aan klager was meegedeeld dat het volgen van leefstijltrainingen een voorwaarde was voor het verlenen van verlof, dan had klager ervoor gezorgd dat hij deze trainingen tijdig had gevolgd. Het is daarom aan de directeur te wijten dat klagers verloftraject vertraging heeft opgelopen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Klager was sinds 11 juni 2019 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van twee jaar, wegens gekwalificeerde diefstal en handelen in strijd met de Opiumwet. Op 6 oktober 2020 is hij (voorwaardelijk) in vrijheid gesteld.

 

Klagers klacht was gericht tegen het uitblijven van een beslissing van de directeur om aan hem algemeen verlof te verlenen. In zijn klacht heeft klager gesteld dat hij in februari 2020 aan alle verlofvoorwaarden voldeed en dat hij in afwachting was van een toewijzende beslissing van de directeur. Pas op 12 maart 2020 vernam hij van zijn casemanager dat aanvullende voorwaarden – te weten het volgen van vijf leefstijltrainingen – aan dit verlof werden gesteld, waaraan hij als gevolg van de coronacrisis niet spoedig kon voldoen.

 

De directeur heeft in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt meegedeeld dat de door klager aangehaalde aanvullende voorwaarden zien op zijn eventuele detentiefasering en losstaan van het door hem aangevraagde verlof. De directeur heeft de beslissing om aan klager algemeen verlof te verlenen aangehouden, omdat verlofverlening als gevolg van de coronamaatregelen, uitgevaardigd door de Minister voor Rechtsbescherming, niet mogelijk was.

 

Het uitgangspunt is dat op een verzoek om verlof zo spoedig mogelijk moet worden beslist. In klagers geval heeft de directeur enige tijd gewacht met het nemen van een beslissing, in verband met de coronamaatregelen – waardoor geen algemeen verlof kon worden verleend – die ná klagers verzoek van kracht werden, zodat het betreffende verlofmoment, anders dan bij een afwijzende beslissing, niet zou komen te vervallen.

 

Hoewel de directeur ook tijdens de coronacrisis op enig moment moet beslissen op een ingediend verzoek om verlof, is de beroepscommissie van oordeel dat het onder deze omstandigheden – en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk is dat de directeur op 19 maart 2020 nog niet op klagers verzoek had beslist. Klagers klacht dat zijn verloftraject door toedoen van de directeur is vertraagd, is dan ook ongegrond. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 2 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. S. Djebali en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven