Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5159/GA, 7 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/5159/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 7 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van een doos met goederen na zijn overplaatsing vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad naar het JC  Zaanstad.

De beklagcommissie heeft op 30 oktober 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €100,- (ZS-JH-2019-398). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. I. Stas in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Na de overplaatsing van klager naar het JC Zaanstad is er een doos nagezonden door de Dienst Vervoer & Ondersteuning. De doos is aangekomen en ontvangen in het JC Zaanstad. Op deze doos stond de naam van klager – hetgeen door klager ook is erkend ter beklagzitting -, waaruit de verwachting werd gewekt dat deze doos aan klager toebehoorde. Echter, de inhoud van de doos behoorde toe aan een andere gedetineerde. Niet in geschil is dat de doos met spullen van klager is verzonden door de PI Lelystad. Evenmin is in geschil dat de doos met spullen van klager op 9 oktober 2018 is aangekomen in het JC Zaanstad. Nu de aansprakelijkheid is erkend door het tekenen van de ontvangstbevestiging, is het JC Zaanstad verantwoordelijk gesteld voor de vermissing van de goederen. De directeur kan zich echter niet vinden in het door de beklagcommissie toegekende bedrag van €100,-. Er is sprake van een schadeloosstelling en niet van een schadevergoeding. Klager heeft de waarde van de spullen – waaronder een jas ten bedrage van €599,- - niet onderbouwd door middel van bijvoorbeeld bonnetjes.

Standpunt van klager

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

3. De beoordeling

Het beroep is gericht tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Vast staat dat klager één doos met persoonlijke eigendommen miste nadat hij was overgeplaatst vanuit de PI Lelystad naar het JC Zaanstad op 9 oktober 2018. Niet in geschil is op welke inrichting de aansprakelijkheid rust, nu door het JC Zaanstad voor ontvangst is getekend en verantwoordelijkheid voor de vermissing van goederen door de directeur wordt erkend.

Klager stelt een jas van Stone Island ter waarde van €599,-, twee spijkerbroeken van Denham, een paar Nike Air gympen, zes T-shirts van Dsquared2 en G-Star, een sportbroek van Hugo Boss, een vest van Stone Island, acht boxershorts van Björn Borg, een fles shampoo, een nagelknipper, een tondeuse en verscheidene boodschappen te missen.

Een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Als sprake is van schade en deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor de klager andere wegen open, waarbij kan worden gedacht aan een verzoek aan de directeur van de inrichting om de schade te vergoeden of de gang naar de civiele rechter.

De beroepscommissie merkt op dat het eenvoudig vaststellen van de schade in zaken waarin kleding vermist is geraakt een heikel punt is, omdat geleden schade voor een gedetineerde veelal lastig is te onderbouwen. Temeer nu – voor zover deze al voorhanden zijn - aan de hand van aankoopbonnen of oude foto’s van de vermiste kledingstukken dan wel foto’s van vergelijkbare kledingstukken vrijwel niks kan worden aangeduid over de staat waarin het kledingstuk verkeerde op het moment van vermissing. In dergelijke gevallen is soms ook de exacte inhoud van de vermiste doos of dozen niet bekend, nu daar administratief gezien de benodigde formulieren van ontbreken.

Alhoewel in het onderhavige geval bekend is dat de doos tien kilogram woog, nu dat op het formulier van de Dienst Vervoer & Ondersteuning staat vermeld, is de omvang van de schade naar het oordeel van de beroepscommissie voorts niet eenvoudig vast te stellen. De beroepscommissie zal de door klager geleden schade dan ook niet betrekken bij de bepaling van de aan klager toe te kennen tegemoetkoming en uitsluitend een tegemoetkoming toekennen voor het door klager ondervonden ongemak. Gelet op het vorenstaande kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven, zal het beroep gegrond worden verklaard en zal de toegekende tegemoetkoming worden gematigd. Nu er één hele doos is kwijtgeraakt, acht de beroepscommissie een tegemoetkoming van €50,- passend.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover het de aan klager toegekende tegemoetkoming betreft. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 7 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven