Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5742/GA, 11 juni 2021, berooep
Uitspraakdatum:11-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/5742/GA

    

           

Betreft [Klager]

Datum 11 juni 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, met toepassing van cameratoezicht, vanwege het spugen richting een personeelslid, ingaande op 22 oktober 2019.

 

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 9 januari 2020 het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van het opleggen van de disciplinaire straf en gegrond verklaard ten aanzien van het opleggen van het cameratoezicht. Zij heeft daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend (DC-2019-588). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het DC Rotterdam (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Ten aanzien van de disciplinaire straf meent klager dat het niet klopt wat in het verslag staat vermeld en dat hij niemand heeft bespuugd. De feiten rechtvaardigen de aan klager opgelegde straf niet. Daarnaast dient klager wel te worden gecompenseerd in verband met de formele gegrondverklaring van zijn klaagschrift. In het kader van eerdere uitspraken van de beroepscommissie (RSJ 7 maart 2016, 15/3925/GA, RSJ 20 september 2016, 16/0656/GA, RSJ 1 februari 2019, 18/580/GA en RSJ 8 november 2019, R-19/2899/GA) is het onredelijk en onbillijk dat aan klager geen tegemoetkoming is toegekend. Daarnaast verwijst klager naar de standaardbedragen tegemoetkomingen, waarin staat dat bij een formele gegrondverklaring een derde van het totale bedrag van de materiële gegrondverklaring wordt toegekend. In casu zou dat volgens klager €10,- moeten zijn, nu hij bij een materiële gegrondverklaring €30,- zou hebben ontvangen.

 

Standpunt van de directeur

Het staat de beklagcommissie vrij om geen tegemoetkoming toe te kennen, ook indien een klacht (formeel) gegrond wordt verklaard. Nu de beklagcommissie heeft besloten ambtshalve uitspraak te doen inzake de procedure rondom het opleggen van cameratoezicht, is het niet onredelijk dat zij geen tegemoetkoming heeft toegekend aan klager.

 

 

3. De beoordeling

Het beklag is deels gegrond (doch zonder toekenning van een tegemoetkoming) en deels ongegrond verklaard. De beroepscommissie acht het beroep zowel te zijn gericht tegen de gedeeltelijke ongegrondverklaring van het beklag als tegen de beslissing geen tegemoetkoming toe te kennen in het kader van de gedeeltelijke gegrondverklaring. 

 

Ten aanzien van de disciplinaire straf

De beroepscommissie ziet geen reden om te twijfelen aan het opgestelde schriftelijk verslag. Het is daarmee voldoende vast komen te staan dat klager richting een personeelslid heeft gespuugd. De beslissing van de directeur om klager een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel op te leggen, kan daarom - mede gelet op de Landelijke Sanctiekaart 2019 - niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Ten aanzien van de tegemoetkoming (cameratoezicht)

Aan klager is gedurende de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf cameratoezicht opgelegd. In artikel 51a, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet is de bevoegdheid van de directeur geregeld voor het opleggen van cameratoezicht. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat de directeur alvorens te beslissen tot oplegging van cameratoezicht het advies inwint van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dat advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.

De beklagcommissie heeft vastgesteld dat uit de stukken niet is gebleken dat dit advies voorafgaand aan dan wel zo spoedig mogelijk na het opleggen van het cameratoezicht door de directeur is ingewonnen. De beslissing is dus niet genomen in overeenstemming met de daarvoor geldende wettelijke voorschriften. Daarom zal de beroepscommissie - anders dan de beklagcommissie – een tegemoetkoming  toekennen. De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van dit onderdeel gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen van €7,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de disciplinaire straf ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van het niet toekennen van een tegemoetkoming inzake de gegrond bevonden klacht met betrekking tot het cameratoezicht. Zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

 

 

Deze uitspraak is op 11 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven