Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8523/GB, 31 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8523/GB

                                             

Betreft (klager)            Datum [31 maart 2021]

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van (klager) (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 september 2020 beslist klager te plaatsen in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 9 november 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Dit beroep stond gepland om ter zitting te worden behandeld. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat een zitting in de PI tot nader bericht niet mogelijk is. Ook een hoorzitting met een telehoorfaciliteit is vooralsnog niet mogelijk. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak, in afstemming met klagers raadsman, afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ontving, toen hij in de PI Alphen te Alphen aan den Rijn verbleef, op 18 mei 2020 nog een promotiebeslissing. Nadat hij binnen de PI Alphen een aantal keer disciplinair is bestraft, is hij overgeplaatst naar de locatie Esserheem te Veenhuizen. Hierna is klager disciplinair bestraft op 26 juni, 29 juli, 17 augustus en ook op 2 september 2020. Klager is gestraft voor het niet naar de arbeid gaan met twee dagen eigen cel, voor het vertonen van verbale agressie met vijf dagen eigen cel, het positief scoren op een urinecontrole met drie dagen eigen cel en hij is vervolgens veertien dagen afgezonderd vanwege een poging tot omkoping van personeel. Nu tegen diverse strafopleggingen klaagschriften zijn ingediend bij de beklagcommissie, waar tot op heden (16 november 2020) niet op is beslist, stelt klager zich op het standpunt dat uit deze strafopleggingen geen ernstig beheersrisico in de zin van artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan volgen. De eerdere promotiebeslissing van 18 mei 2020 verhoudt zich niet tot de huidige plaatsing in het individueel regime. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, de beslissing te vernietigen en de selectiefunctionaris op te dragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

Standpunt van verweerder

Verwezen wordt naar de inhoud van de beslissing op bezwaar. Gebleken is dat klager zich niet heeft kunnen handhaven op een reguliere afdeling.

Klager heeft eerder langdurig in de BPG verbleven. Hij is begin februari 2020 overgeplaatst naar de PI Alphen, in het regime van beperkte gemeenschap, om een nieuwe start te maken en in de hoop dat zijn gedrag zou verbeteren. Klager is na een incident, waarbij hij ontlasting richting het personeel heeft gegooid, in juni 2020 naar de locatie Esserheem overgeplaatst. De psycholoog en de directie van de PI Alphen adviseerden klager op dat moment niet in de BPG te plaatsen. In de locatie Esserheem heeft klager diverse rapporten ontvangen vanwege verbale agressie, een positieve urinecontrole en arbeid weigeren. Uit de rapportage blijkt ook dat de casemanager klager alleen in het bijzijn van collega’s spreekt, omdat klager explosief gedrag vertoont en dan met name als hij iets hoort wat hij niet wil horen. Op 2 september 2020 heeft klager een disciplinaire straf van veertien dagen strafcel gekregen, omdat hij geprobeerd heeft personeel om te kopen. Gedurende deze straf heeft klager op 6 september 2020 agressief gedrag vertoond en heeft hij zich zeer bedreigend uitgelaten richting het personeel. Omdat zich eerder tijdens klagers detentie een ernstig incident heeft voorgedaan - klager heeft een medegedetineerde gestoken - worden deze bedreigingen serieus genomen. Klager lijkt baat te hebben bij een individueel regime en daarom is zijn selectie voor de BPG niet onredelijk.

3. De beoordeling

Klager verbleef in de locatie Esserheem. Op 15 september 2020 is hij in de BPG-afdeling van de PI Vught geplaatst, omdat klager, na een incident in de PI Alphen en een nieuwe kans in de locatie Esserheem, wederom diverse rapporten vanwege zijn gedrag heeft ontvangen en in de strafcel verbleef. In de strafcel werd klagers gedrag steeds agressiever. Verweerder heeft geconcludeerd dat klager op dat moment een ernstig beheersrisico voor anderen vormde en achtte het niet verantwoord om klager in een regime van beperkte gemeenschap te plaatsen.

In een BPG-afdeling geldt een individueel regime. Op grond van artikel 11 van de Regeling kunnen in een individueel regime gedetineerden worden geplaatst die niet in staat of ongeschikt zijn om in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven, omdat zij een ernstig beheersrisico vormen. Dit beheersrisico kan het gevolg zijn van:

-           hun persoonlijkheid;

-           hun gedrag;

-           andere persoonlijke omstandigheden;

-           de aard van het door hen gepleegde delict; of

-           de aard van het delict waarvan zij worden verdacht dit te hebben gepleegd.

Gelet op het beschreven gedrag van klager, te beginnen in de PI Alphen en na zijn overplaatsing naar de locatie Esserheem, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat klager op 18 mei 2020 een promotiebeslissing heeft ontvangen, doet hier niet aan af. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op [31 maart 2021] gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven