Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5927/GM, 15 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/5927/GM

    

          

Betreft [klager]

Datum 15 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen door of namens de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de inrichtingspsycholoog hem niet heeft bezocht tijdens zijn verblijf in de isoleercel.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft van 2 december 2019 tot 12 december 2019 tien dagen vastgezeten in de isoleercel met cameratoezicht. Klager heeft over dit verblijf meerdere klachten ingediend bij de beklagcommissie. Al die tijd is de directeur niet bij klager langsgekomen. Klager had een aansteker en vloeitjes via zijn achterwerk mee vervoerd naar de isoleercel en is gevisiteerd. Klager heeft hier slapeloze nachten van gehad. Op 4 december 2019 is klager naar het ziekenhuis vervoerd. Hij had als smoes aangegeven dat hij bolletjes cocaïne had geslikt. Op 5 december 2019 was hij weer terug in de isoleercel. Een van zijn klachten betreft de medische dienst. Klager begon na twee dagen gek te worden en had een psycholoog nodig. Op de derde dag kwam een medewerker van de medische dienst langs en klager vroeg om een psycholoog omdat hij met spoed geholpen moest worden. Het zou doorgegeven worden maar klager moest nog wachten. De volgende dag was weer hetzelfde verhaal en klager werd bang en vroeg zich af of hij er nog levend uitkwam. Hij dacht aan zelfmoord en praatte met een geest. Het jaar daarvoor zat klager vast in PI Nieuwegein en daar was de psycholoog wel te hulp geschoten. Klager heeft hier schade aan overgehouden. Op 9 december 2019 vroeg klager weer aan de medische dienst om de psycholoog maar hem werd meegedeeld dat deze niet kwam. Klager heeft er nog steeds een slaapstoornis van. Klager wil dat de camerabeelden worden bekeken en dat de medische dienst, de directeur en twee bewaarders zich verantwoorden.

Standpunt van de inrichtingsarts

De justitieel verpleegkundige vindt het vervelend dat klager zoveel klachten heeft over zijn verblijf in de PI Lelystad. Binnen de PI behandelt de justitieel verpleegkundige de medische klachten. De justitieel verpleegkundige heeft het medisch dossier bekeken. Er zijn geen psychiatrische ziekten bij klager geconstateerd. In het dossier van klager is ook niet eerder een verwijzing naar het Psycho Medisch Overleg geweest dan op 30 december 2019, dit was na klagers “iso” bezoek. In de verwijzing staan dezelfde klachten als die klager beschrijft in zijn brief. Dit is echter geen aanleiding geweest voor de psycholoog om klager te bezoeken. Helaas is klager niet meer aanwezig in de PI, indien klager dat wel zou zijn, had de justitieel verpleegkundige graag een persoonlijk gesprek met klager gevoerd om dan samen tot een oplossing te komen.   

 

3. De beoordeling

In beroep is aan het oordeel van de beroepscommissie onderworpen de klacht dat de inrichtingspsycholoog klager tijdens zijn verblijf in de isoleercel niet heeft bezocht.

In de medische informatie staat vermeld dat klager op 2 december 2019 in de “iso” is geplaatst en een aansteker en hasj in zijn anus had. Klager gaf aan dat hij de hasj had ingeslikt en klaagde over buikpijn en misselijkheid. Op 3 december 2019 is klager meerdere keren bezocht op de “iso” door een verpleegkundige en/of de inrichtingsarts. Er is onder meer vermeld dat klager verdrietig is, ‘s nachts geesten ziet en zeker weet dat hij de acht dagen “iso” niet doorkomt. Klager is nog misselijk, wil slaapmedicatie en een psycholoog spreken. De psycholoog is aangesproken door de medische dienst, maar de psycholoog geeft aan klager die dag niet te gaan zien. Klager is geadviseerd om zich kalm te houden. Klager geeft daarna aan cocaïne te hebben ingeslikt in plaats van hasj en dat hij dood wil. Ook zegt hij dat als hij dood gaat, het de schuld van de medisch dienst is. Klager heeft op 4 december 2019 aangegeven misselijk te zijn. Hij is emotioneel en zegt zich ook zorgen te maken over zijn zieke moeder. Klager is die dag ook gezien door de inrichtingsarts en verwezen naar de spoedeisende hulp in het ziekenhuis, waar een CT-scan is gemaakt. Bij 5 december 2019 staat  dat op de scan zilverfolie was te zien maar geen bolletjes en dat na laxatie geen drugs waren aangetroffen. Op 6 december 2019 heeft klager aangegeven dat hij bang is om te sterven op de ”iso” en dat hij een afspraak zou hebben met de psychiater. Er is vermeld dat klager niet psychiatrisch belast oogt, maar wel onder de aandacht van de psycholoog is. Er wordt uitgezocht of de psychiater inderdaad een afspraak heeft met klager en met de psycholoog wordt besproken of deze klager kan gaan bezoeken. Op 7 december 2019 wordt klager bezocht door de verpleegkundige op de isoleercel maar zijn er geen vragen of bijzonderheden. Op 8 december 2019 geeft klager aan al een paar dagen om een psycholoog te vragen. Daarop is een e-mail naar de psycholoog verzonden. Op 10 december 2019 reageert klager bij het bezoek van de medische dienst boos. De medische dienst is bij de psycholoog geweest en is gevraagd waarom klager door haar niet wordt gezien. De psycholoog heeft toen aangegeven dat het beheersmatige problematiek is en dat er geen psychische indicatie is om klager op de “iso” te zien. Er was geen reden voor zorgen om de psychische toestand van klager.

Klager is enkele dagen later overgeplaatst naar het Justitieel Centrum Schiphol.     

Ingevolge artikel 4 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen geeft de directeur van een plaatsing in een straf- of afzonderingscel onverwijld kennis aan een arts die aan de inrichting verbonden is. De arts of diens vervanger, dan wel in diens opdracht de verpleegkundige, bezoekt de gedetineerde zo spoedig mogelijk in de straf- of afzonderingscel na de melding, als bedoeld in artikel 24, zesde lid, Penitentiaire beginselenwet (Pbw), regelmatig. Uit het medisch dossier volgt dat klager tijdens zijn verblijf in de isoleercel dagelijks een of meerdere keren is bezocht door een verpleegkundige en de inrichtingsarts en dat hij naar aanleiding van (het melden van) fysieke klachten voor onderzoek is overgebracht naar het ziekenhuis.

De medische dienst heeft klagers herhaalde verzoek om een psycholoog te spreken vanaf de tweede dag van zijn verblijf in de isoleercel meerdere keren – onder andere per mail en persoonlijk - voorgelegd aan de inrichtingspsycholoog, maar de inrichtingspsycholoog heeft aangegeven dat er geen psychische indicatie was om klager te zien.

De beroepscommissie is van oordeel dat onder deze omstandigheden door de medische dienst klagers fysieke en psychische klachten – door meerdere keren met de psycholoog contact op te nemen - voldoende serieus zijn genomen en dat in zoverre adequaat is gehandeld door de medische dienst en de inrichtingsarts geen verwijt kan worden gemaakt. 

Echter, met betrekking tot de kern van de klacht van klager, namelijk dat de inrichtingspsycholoog klager niet heeft bezocht in de isoleercel, komt de beroepscommissie tot een ander oordeel. Klager is een jongvolwassene die in afzondering verbleef. Een dergelijk verblijf is sterk stressverhogend. Volgens het medisch dossier gaf klager meerdere keren verontrustende signalen. Uit het medisch dossier blijkt voorts niet dat er gedurende klagers verblijf in de PI Lelystad - vanaf 22 oktober 2019 - al eerder contact is geweest tussen de psycholoog en klager. Voor de beroepscommissie is het dan ook onbegrijpelijk dat de psycholoog onder deze omstandigheden de conclusie heeft getrokken dat er geen sprake was van een psychische indicatie zonder een persoonlijk bezoek aan klager te hebben gebracht, temeer omdat er van de zijde van de inrichtingsarts en de verpleegkundige meermalen om een dergelijk bezoek is verzocht.

Gelet op het voorgaande moet met betrekking tot het gebrek aan contact met de psycholoog het handelen door of namens de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen ter hoogte van €75,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.

 

 

Deze uitspraak is op 15 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. M.P. Frankenhuis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven