Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7506/GB, 11 maart 2021., beroep
Uitspraakdatum:11-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7506/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 11 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 11 juni 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 8 juli 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. L.A.R. Newoor, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kan zich niet met de bestreden beslissing en de gronden waarop deze berust verenigen. De bestreden beslissing is onzorgvuldig tot stand gekomen, onvoldoende gemotiveerd en er is geen rekening gehouden met klagers persoonlijke omstandigheden.

Bij een plaatsingsbeslissing dient een belangenafweging gemaakt te worden tussen enerzijds het belang van een gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Een gedetineerde moet in beginsel in de regio van de strafrechtelijke vervolging worden geplaatst.

Klager verbleef in het huis van bewaring (HVB) van de locatie De Schie te Rotterdam. Klagers familie en vrienden wonen in (de omgeving van) Rotterdam en klagers bezoek is zijn enige directe contact met de buitenwereld. Klager wil een solide relatie met zijn familie behouden en dit is – met het oog op zijn terugkeer in de maatschappij – ook belangrijk.

Klager ontvangt in de PI Nieuwegein – gezien de reisafstand van ruim 120 kilometer – momenteel geen dan wel beperkt bezoek van zijn familie. Het is voor het merendeel van klagers familie onmogelijk om klager in de PI Nieuwegein te bezoeken, omdat de totale reistijd voor hen om en nabij vier à vijf uur bedraagt. Daarnaast heeft klagers familie beperkte financiële middelen en zijn zij voor het bezoeken van klager afhankelijk van het openbaar vervoer.

Klagers plaatsing in de PI Nieuwegein gaat ten koste van de mogelijkheden van een goede verdediging. Klagers raadsman houdt kantoor in Rotterdam en de reisafstand belemmert een adequate voorbereiding van klagers strafzaken. Het bespreken van belangrijke ontwikkelingen en aanvullende processtukken en het innemen van processuele standpunten kunnen – om privacy-redenen – niet telefonisch worden besproken. Een plaatsing van klager in de omgeving van Rotterdam zou het contact tussen klager en zijn raadsman vergemakkelijken. De mate waarin een verdachte in een strafproces daadwerkelijk de gelegenheid krijgt om zichzelf – met behulp van een raadsman – te verdedigen is een graadmeter voor het rechtsgehalte van het strafrecht en de beschaving van een samenleving. Het recht op verdediging is een essentieel vereiste voor een eerlijk proces en is als zodanig vastgelegd in de Grondwet (Gw), in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), en in artikel 14 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Klager wordt in zijn recht op verdediging beperkt, nu hij in de PI Nieuwegein is geplaatst.

Klager wenst te worden gehoord en verzoekt om een financiële tegemoetkoming.

Standpunt van verweerder

Klager heeft in beroep dezelfde gronden aangevoerd als in bezwaar. Verweerder verwijst dan ook naar de bestreden beslissing van 8 juli 2020 en verzoekt de inhoud van de bestreden beslissing als reactie op het ingediende beroepschrift aan te merken.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verbleef in het HVB van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 12 juni 2020 is hij naar aanleiding van zijn veroordeling door de rechtbank geplaatst in de gevangenis van de PI Nieuwegein, omdat in de inrichting van zijn voorkeur – de locatie De Schie – in het gevangenisregime op dat moment geen beschikbare celcapaciteit was. Klager heeft zijn voorkeur uitgesproken voor plaatsing in de locatie De Schie, omdat zijn familie, vrienden en raadsman hem dan (gemakkelijker) kunnen bezoeken.

Klager verblijft sinds 19 november 2020 in de gevangenis van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. De bestreden beslissing werd dus vanaf die datum niet meer geëffectueerd. In beginsel zou klager daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat daarmee het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers vestigingsadres is gelegen in Rotterdam, in het gelijknamige arrondissement. Een plaatsing in de locatie De Schie, die in het arrondissement ligt, had, gelet op het bepaalde in artikel 25, zevende lid, van de Regeling dan ook meer voor de hand gelegen dan een plaatsing in de gevangenis van de PI Nieuwegein. Klager heeft in het kader van zijn selectie voor een gevangenis ook een voorkeur voor plaatsing in de locatie De Schie opgegeven.

Een gedetineerde moet na zijn veroordeling in eerste aanleg zo snel mogelijk in een gevangenis worden geplaatst. Nu in de locatie De Schie geen plaats beschikbaar was op het moment dat klager voor een gevangenis moest worden geselecteerd, is het op zichzelf niet onredelijk dat hij daar destijds niet is geplaatst. Klager is in de gevangenis van de PI Nieuwegein geplaatst. Deze inrichting ligt in het arrondissement Midden-Nederland, aanpalend aan het arrondissement Rotterdam.

Uit klagers registratiekaart van de PI Nieuwegein is achteraf gebleken dat klager gedurende zijn verblijf aldaar verstoken was van bezoek. Het feitelijk verstoken zijn van bezoek kan volgens vaste jurisprudentie leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. Klager heeft daarnaast in zijn bezwaarschrift kenbaar gemaakt graag bezoek te willen ontvangen van zijn zieke tante. Klager heeft de bezoekproblemen van zijn tante in enige mate onderbouwd met een medische verklaring. Het is onbekend hoe de situatie van klagers tante op dit moment is, maar het had op de weg van verweerder gelegen om de in bezwaar overgelegde medische verklaring van de verpleegkundig specialist – al dan niet aangevuld met actuele informatie – voor te leggen aan de medische adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA).

De beroepscommissie merkt ten overvloede op dat de vestigingsplaats van de advocaat in beginsel geen selectiecriterium vormt. Er is in dat verband geen sprake van strijd met de Gw, artikel 6 van het EVRM en artikel 14 van het IVBPR.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu de bestreden beslissing niet meer wordt geëffectueerd en klager apart bezwaar (en beroep) heeft kunnen instellen tegen de beslissing om hem over te plaatsen naar de PI Alphen, zal de beroepscommissie verweerder niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet ook geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 11 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven