Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20020/SJA, 24 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20020/SJA

               

Betreft [klager]

Datum 24 februari 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [klager], geboren […] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hunnerberg te Nijmegen (hierna: de directeur) heeft op 11 februari 2021 aan verzoeker een doseerprogramma opgelegd voor de duur van een week, ingaande op 12 februari 2021, en heeft dit programma op 16 februari 2021 en op 23 februari 2021 telkens voor de duur van een week verlengd.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, het klaagschrift (H-2021-085) en de namens verzoeker gegeven toelichting op het klaagschrift van zijn raadsman mr. S.Ph.Chr. Wester.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Op grond van artikel 23, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) kan de directeur de jeugdige gedurende ten hoogste een week uitsluiten van verblijf in de groep of beperken in de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, indien dit noodzakelijk is in het belang van:

a.  zijn geestelijke of lichamelijke ontwikkeling;
b.  de uitvoering van het hem betreffende perspectiefplan.

De directeur kan deze uitsluiting of beperking telkens met ten hoogste een week verlengen, indien hij na overleg met een gedragsdeskundige tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak hiertoe nog bestaat (vierde lid).

Volgens verzoeker, zo begrijpt de voorzitter, is de verlenging van het doseerprogramma tot het moment dat hij op een Individuele Trajectafdeling (ITA) wordt geplaatst niet proportioneel. Voorafgaand aan verzoekers plaatsing in de RJJI De Hunnerberg heeft hij al vier weken een beperkt programma gedraaid en in de RJJI De Hunnerberg kan het nog zes weken duren voordat een beslissing over zijn eventuele plaatsing op de ITA wordt genomen. Een doseerprogramma van in totaal tien weken, waarbij verzoeker slechts beperkt aan het onderwijs kan deelnemen, heeft verstrekkende gevolgen en gaat voorbij aan het doel van een doseerprogramma.

De directeur stelt dat (de verlenging van) het doseerprogramma noodzakelijk is. Op 8 januari 2021 is aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd, in verband met zijn mogelijke betrokkenheid bij de ernstige mishandeling van een groepsgenoot. Vanwege de veiligheid op de afdeling is hij voor de duur van ongeveer een maand tijdelijk in de Justitiële Jeugdinrichting Intermezzo te Lelystad geplaatst. Vanaf 12 februari 2021 is verzoeker in de RJJI De Hunnerberg op een zogeheten ‘kort traject afdeling’ geplaatst en is hem een doseerprogramma opgelegd, dat tot op heden telkens met een week is verlengd. In de beslissingen tot oplegging van het doseerprogramma en de wekelijkse verlengingen daarvan is, kort gezegd, te lezen dat verzoekers (herhaaldelijk) agressie gerelateerde gedrag sterke gevoelens van onveiligheid bij zowel het behandelteam als bij medegedetineerden veroorzaakt. Het doseerprogramma is opgelegd ten behoeve van verzoekers geestelijke ontwikkeling, alsook om de periode tot zijn (eventuele) overplaatsing naar de ITA zo goed als mogelijk te overbruggen. Het programma is, in overleg met verzoeker, uitgebreid met een wekelijks belmoment, sportmomenten en een langer verblijf op de afdeling. Op 25 februari 2021 zal de aanvraag tot overplaatsing naar de ITA in de ITA-commissie worden besproken.

Naar het oordeel van de voorzitter kan de beslissing van de directeur, gelet op de bovenstaande toelichting, in het bijzonder de wekelijkse uitbreiding van het doseerprogramma en de aanstaande beslissing over verzoekers eventuele plaatsing op de ITA, niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 24 februari 2021 gegeven door mr. M. Iedema, voorzitter, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven