Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4283/GA, 1 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/4283/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 1 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het niet kunnen ontvangen van bezoek van zijn kinderen in de oneven weken (LW 2018-370 en LW 2018-406);

b.         het veranderen en weigeren van zijn bezoekaanvraag voor 2 en 4 oktober 2018 (LW 2018-414).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 8 februari 2019 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.A.M. Kwakman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Ten aanzien van het beklag onder a. stelt klager dat de huisregels in strijd zijn met de wet. Door de bezoektijden is het voor hem onmogelijk om zijn bezoekrecht te effectueren in de oneven weken. Het is in de oneven weken namelijk niet mogelijk om bezoek te ontvangen na de (basis)schooltijden (om 14.15 uur zijn klagers kinderen vrij). Het is belangrijk voor klager en zijn kinderen dat zij elke week een uur op bezoek kunnen komen. Nu dit niet mogelijk is, wordt zijn recht op family life zoals neergelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geschonden.

Ten aanzien van het beklag onder b. voert klager aan dat op het aanvraagformulier voor een bezoekmoment een eerste en een tweede keuze is ingevuld. Volgens klager had de bezoekplanner moeten kiezen voor de tweede keus toen de eerste keus niet haalbaar bleek, en had de bezoekplanner  niet eigenhandig het tijdstip van de eerste keuze moeten aanpassen naar een moment waarop bezoek niet haalbaar was voor klager. Nu hierover niet met klager is gecommuniceerd, heeft hij die week geen bezoek kunnen ontvangen.

Klager verzoekt een passende tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn eerder ingenomen standpunt.

3. De beoordeling

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie overweegt daarbij nog het volgende. Namens klager wordt een beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM waarin onder andere het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven is neergelegd. In het tweede lid van dit artikel staat vermeld dat dit recht kan worden beperkt, voor zover daarin bij wet is voorzien. De wettelijke regeling in artikel 38 van de Penitentiaire beginselenwet, inhoudende dat een gedetineerde het recht heeft om op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen, in combinatie met de huisregels kan worden beschouwd als een gelegitimeerde inbreuk op dat recht. Dat de bezoektijden in het dagprogramma ertoe leiden dat de kinderen van klager hem één keer in de twee weken kunnen bezoeken en niet iedere week, brengt niet mee dat sprake is van schending van artikel 8 EVRM. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

De beroepscommissie begrijpt dat het personeel klagers eerste keuze voor het bezoekmoment niet heeft afgewezen, maar dat het personeel de aanvraag heeft gewijzigd naar het tijdslot van het bezoekmoment, zoals op het rooster wordt weergegeven. De beroepscommissie acht dit niet redelijk en billijk nu de door klager opgegeven tweede keuze daarbinnen paste. Hierom had het in de rede gelegen om klagers eerste keuze af te wijzen en zijn tweede keuze toe te wijzen. Het is de beroepscommissie niet gebleken dat hiertoe geen mogelijkheid bestond. Zij zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag onder b. alsnog gegrond verklaren. Nu hierdoor het bezoekmoment in die week niet heeft kunnen doorgaan, zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend van €10,-. 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

 

Deze uitspraak is op 1 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. dr. J. de Lange, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven