Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19836/SGA, 16 februari 2021, schorsing
Uitspraakdatum:16-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19836/SGA                    

Betreft [Verzoeker]      Datum 16 februari 2021

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft op 4 februari 2021 beslist kopieën van brieven en poststukken te verstrekken (uitgezonderd geprivilegieerde post).

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat met ingang van 4 februari 2021 de originele brieven en poststukken van gedetineerden, met uitzondering van geprivilegieerde post, niet meer worden verstrekt, omdat het vermoeden bestaat dat de synthetische drug ‘spice’ via de post wordt binnengesmokkeld. Volgens de directeur wordt van het originele poststuk een kopie gemaakt en wordt een afschrift van de post verstrekt aan de gedetineerde.

De voorzitter overweegt dat in dit geval op voorhand een inhoudelijke beoordeling wordt gevraagd of de beslissing van de directeur – om geen originele poststukken meer uit te verstrekken, maar in plaats daarvan kopieën van deze poststukken uit te reiken – is te beschouwen als het uitoefenen van toezicht (als bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw)) of als het weigeren van uitreiking van poststukken (als bedoeld in artikel 36, vierde lid, Pbw). Deze vraag overstijgt het voorlopige oordeel van de voorzitter en dient in de bodemprocedure aan de orde te komen, waarbij de feiten kunnen worden vastgesteld. De voorzitter overweegt voorts dat geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoeker een kopie uitgereikt heeft gekregen en derhalve wel over de informatie van zijn poststuk kan beschikken. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 16 februari 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven