Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8276/GA, 4 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8276/GA

Betreft [klager]

Datum 4 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 12 oktober 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. E.A.G. van Acker, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en mevrouw […], plaatsvervangend directeur van de PI Vught, gehoord op de zitting van 11 december 2020 in de PI Vught.

Het lid mr.drs. F.M.J. Bruggeman was wegens omstandigheden verhinderd om ter zitting te verschijnen en heeft met instemming van partijen op grond van de stukken de zaak mede beoordeeld.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt dat de bestreden beslissing in strijd is met het grondrecht op persoonlijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht. Ook is de bestreden beslissing disproportioneel en onredelijk en onbillijk. Klager ontkent (geestelijke) gezondheidsproblemen te hebben en hij kiest er bewust voor om met rust gelaten te worden en solitair te leven. Klager geeft aan dat het inmiddels – naar omstandigheden – goed met hem gaat, maar dat hij niet vast hoort te zitten. Hij wordt behandeld alsof hij een gewelddadig persoon is, maar dat is hij niet. Klager ontkent dat hij een psychose heeft of heeft gehad. Klager wordt al tien jaar weggezet als iemand die gek is. Op de afdeling werd twee weken lang dagelijks aan hem gevraagd of hij vrijwillig medicatie wilde innemen. Daardoor wilde klager alleen maar schreeuwen dat hij dat niet wilde. Volgens klager blijkt uit de rapportages van de psychiaters dat zij hem “vooralsnog” diagnosticeren, maar zeker is dit niet. Volgens klager is ook niet nagegaan of zijn ideeën daadwerkelijk waanideeën (paranoïde) zijn. Dit heeft hij meermaals op een rustige en kalme manier kenbaar gemaakt, maar er wordt niet naar hem geluisterd en dat maakt hem machteloos. Op dat moment ontstaat er een machteloze woede-uitbarsting. Dat hij anders denkt dan de doorsnee mens rechtvaardigt nog niet de toepassing van een

a-dwangbehandeling. Het is het gevolg van continu onheus en respectloos te zijn behandeld. Zijn omgeving laat hem in de steek. Verder stelt klager dat hij geen gevaar vormt voor zich zelf of zijn omgeving. De dreigementen zijn ook niet tegen mensen gericht, maar hij voelt zich in het nauw gedreven. In de PI heeft hij nog niemand fysiek iets aangedaan. De raadsvrouw is ervan overtuigd dat klager geen gevaar is voor anderen. Als hij al iemand iets zou aandoen, is het hemzelf. Ook is de bestreden beslissing niet proportioneel en zijn er meer alternatieven dan de genoemde afzondering of een individueel programma, maar daar is niet naar gekeken. Daarnaast bestaat volgens klager geen causaal verband met een ziektebeeld. Aan de doelmatigheid van de voorgeschreven medicatie wordt op voorhand getwijfeld nu dit bij klager nog nooit is toegediend en de werking niet te voorspellen is. Daarnaast stelt klager dat een indicatiestelling ontbreekt zodat hem de mogelijkheid van bezwaar en beroep is ontnomen. Ook ligt aan de bestreden beslissing geen geneeskundig behandelplan zoals bedoeld in artikel 46b, eerste lid, van de Pbw ten grondslag. Verder voert klager aan dat feiten uit zijn justitiële documentatie nu als onderbouwing worden gebruikt voor de bestreden beslissing, terwijl het merendeel hiervan nog aan de strafrechter moet worden voorgelegd. De afgedane zaken dateren van acht jaar of meer geleden en het is pertinent onjuist dat klager nu in voorarrest zit wegens zware mishandeling van zijn moeder en zus.

Tot slot geeft klager aan dat hij last heeft van de bijwerkingen van de medicatie. Zo is hij twintig kilo aangekomen, is hij duf en wordt zijn denken afgevlakt. De raadsvrouw geeft aan dat inmiddels een verandering zichtbaar zou moeten zijn, maar dat zij dit niet ziet in klager. Zij spreekt klager dagelijks en zijn kijk op de wereld is hetzelfde. Hij vlakte een tijdje wat af, maar hij is nog steeds dezelfde persoon. Hij is een heel zachtaardig mens, maar voelt zich verlaten.

Standpunt van de directeur

De directeur geeft aan dat uit de adviezen van de behandelend en onafhankelijke psychiaters duidelijk wordt dat sprake is van een noodzaak tot toepassing van een a-dwangbehandeling. Er is duidelijk sprake van een psychose die vooralsnog te classificeren is als een psychotische episode in het kader van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Deze diagnose is gesteld door een psychiater die klager sinds zijn binnenkomst in de inrichting op 21 september 2020 veelvuldig heeft beoordeeld. Bij klager wordt een fors psychotisch beeld gezien dat zich uit in een paranoïde waan en grootheidsideeën. Uit de adviezen van de psychiaters volgt volgens de directeur ook dat sprake is van gevaar. Bij klager is sprake van oplopende spanningen en agitatie, en toenemende oninvoelbaarheid, waardoor het gevaar dat het zal escaleren toeneemt. Dit is bekeken in samenhang met klagers verleden en zijn justitiële documentatie, waarin het wel een aantal keer is misgegaan en klager fysieke agressie heeft laten zien. Daarnaast bestaat het gevaar voor sociaal maatschappelijke teloorgang en een gevaar voor klager zelf nu hij niet voldoende eet en hij suïcidaal wordt als er wordt gesproken over medicatie. Plaatsing in een isoleercel of individueel programma hebben niet geholpen en er zijn geen (andere) alternatieven voor een behandeling met antipsychotica. Klager is meermaals gesproken over het nut en de noodzaak van medicatie, maar hij geeft aan absoluut geen medicatie te willen. Klager is in het PPC geplaatst met een indicatiestelling van het NIFP. Indien een gedetineerde in het PPC wordt geplaatst, krijgt hij een regiebehandelaar toegewezen. Deze zorgt ervoor dat samen met de gedetineerde een (voorlopig) behandelplan wordt opgesteld. Ook in klagers geval is dit gebeurd. Daarin staat opgenomen dat een dwangbehandeling noodzakelijk is. Ten aanzien van de doelmatigheid van de bestreden beslissing geeft de directeur aan dat van een antipsychoticum mag worden verwacht dat deze bijdraagt aan het in ernst doen verminderen van het gevaar. Volgens de directeur is dan ook voldaan aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid, en aan de procedurele vereisten.

Voorts geeft de directeur aan verandering te zien gelet op het feit dat klager ter zitting van de beroepscommissie kan verschijnen en hij inmiddels kan meedraaien in de groep. Waar hij zich voorheen heel geagiteerd toonde, laat hij zich nu beter aanspreken als het niet goed gaat of als hij zich niet aan afspraken houdt. Klager gaat in gesprek met het personeel en hoeft niet meer in een individueel programma of een afzonderingscel te verblijven. Klager had last van zijn medicatie, dus die is veranderd. Het personeel blijft monitoren of de dosering anders of minder kan.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Klager heeft geen toestemming gegeven voor het overleggen van zijn behandelingsplan door de directeur, omdat dat volgens hem niet van belang is voor deze zaak.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een psychotische episode vooralsnog het best te kaderen binnen een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis (schizofrenie). De directeur geeft aan dat klager is overgeplaatst vanuit de PI Krimpen aan den IJssel wegens zorgmijdend gedrag en (rand)psychotische belevingen. Bij opname werd een fors psychotisch beeld gezien dat zich onder andere uitte in een paranoïde waan. Zo zou klager al twaalf jaar worden tegengewerkt in het uiten van zijn vrije geest. Ook werden grootheidsideeën waargenomen met betrekking tot klagers geleerdheid over de werking van de samenleving. Uit de bestreden beslissing komt naar voren dat klager een hyperalerte, achterdochtige indruk maakte en dat sprake was van oplopende spanningen en oninvoelbaarheid. In gesprek met de behandelend psychiater raakt klager snel overprikkeld en komt hij in vlagen dreigend over. De directeur geeft aan dat klager verder verbale agressie laat zien door onder andere te schelden en dat hij voorts vergiftigingsideeën heeft. Voortkomend uit dit psychotische toestandsbeeld bestaat het gevaar dat klager agressie zal laten zien jegens derden. Ook bestaat het gevaar dat klager agressie over zichzelf zal afroepen vanwege zijn oninvoelbare gedrag en het schreeuwen in zijn cel. De directeur geeft aan dat uit klagers justitiële documentatie naar voren komt dat hij in het verleden daadwerkelijk fysieke agressie heeft laten zien. Nu klager tijdens de intake heeft aangegeven dat hij zijn leven zou beëindigen als er medicatie wordt voorgeschreven, bestaat ook het gevaar dat klager zichzelf iets zal aandoen. Volgens de psychiaters is de bestreden beslissing proportioneel en is deze doelmatig omdat van de behandeling van het psychotisch beeld mag worden verwacht dat dit bijdraagt aan het in ernst doen verminderen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis. Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis zijn er geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke medicamenteuze behandeling. Zo zijn verblijf op een individueel programma of in een afzonderingscel geen adequate alternatieven. Met klager is hierover gesproken, maar hij wijst het gebruik van medicatie pertinent af en verzet zich tegen de behandeling.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 4 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr.drs. F.M.J. Bruggeman en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven