Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6917/GB, 17 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6917/GB

Betreft [klager]

Datum 17 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 februari 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard.

Klager heeft op 28 april 2020 verzocht de beslissing in te trekken. Op 11 mei 2020 heeft verweerder te kennen gegeven dat dat niet kan.

Klagers raadsman, mr. E.J.M.J. Damen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kwam per 3 maart 2020 in aanmerking voor plaatsing in de gevangenis van de PI Sittard. Die plaatsing heeft toen echter om onduidelijke redenen niet plaatsgevonden. Op 28 april 2020 heeft klagers raadsman verzocht om de beslissing in te trekken, omdat de plaatsing door klagers korte strafrestant geen zin meer had. Bij plaatsing in de PI Sittard, zou klager opnieuw in het basisprogramma moeten beginnen, terwijl hij in de PI Grave al lange tijd in het plusprogramma verbleef. Nu klager niet tijdig is geplaatst, wil hij voor die dagen gecompenseerd worden. Andere gedetineerden zijn in die periode wel doorgeplaatst, ondanks de coronacrisis.

Standpunt van verweerder

Arrestanten worden in beginsel pas na 56 dagen doorgeplaatst. Vaak moeten zij nog langer wachten, omdat het aanbod van beschikbare gevangenisplekken beperkt is. Doorplaatsingen van arrestanten zijn tijdens de coronacrisis wel gewoon doorgegaan. Klager is geselecteerd voor de PI Sittard, conform zijn voorkeur. Dat betekende in zijn geval wel dat hij langer moest wachten op een beschikbare plaats. Het is niet zo dat een gedetineerde in een nieuwe inrichting in het basisprogramma begint, indien hij in de inrichting van herkomst in het plusprogramma verbleef.

3. De beoordeling

De feiten

Klager verbleef in het arrestantenregime van de PI Grave. Op 24 februari 2020 is hij geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de PI Sittard, omdat zijn verblijf in het arrestantenregime op 3 maart 2020 de duur van acht weken (zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden) zou overschrijden. Op 15 mei 2020 is klager daadwerkelijk in de PI Sittard geplaatst. Op 20 juni 2020 is hij in vrijheid gesteld.

De ontvankelijkheid

Nu klager in vrijheid is gesteld, heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

De strekking van het beroep

De beroepscommissie stelt voorop dat de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) geen bezwaar- en beroepsprocedure kent die louter betrekking heeft op het feitelijk realiseren van een (over)plaatsing na een selectiebeslissing. De beroepscommissie vat klagers verzoek om de beslissing van 24 februari 2020 in te trekken op als een bezwaarschrift tegen de selectiebeslissing. Voor zover daardoor sprake zou zijn van een termijnoverschrijding in bezwaar, moet deze overschrijding verschoonbaar worden geacht, nu het bezwaar juist rust op de omstandigheid dat de feitelijke plaatsing te lang op zich heeft laten wachten (vgl. RSJ 14 februari 2020, R-19/4891/GB).

De beroepscommissie beschouwt de e-mail van verweerder van 11 mei 2020 als een beslissing op het bezwaar. Zij zal het daartegen gerichte beroep als zodanig beoordelen.

Had klager voor een andere gevangenis geselecteerd moeten worden?

Klager heeft bezwaar tegen de beslissing tot plaatsing in de gevangenis van de PI Sittard, omdat de feitelijke plaatsing uitbleef. Klager had recht op een spoedige uitplaatsing uit het arrestantenregime. Verweerder heeft bij uitstek zicht op de wachtlijsten van de diverse inrichtingen. Hij had klager met het oog daarop ook in een andere gevangenis kunnen plaatsen, zelfs in weerwil van diens voorkeur (RSJ 14 februari 2020, R-19/4891/GB). Het is de vraag of verweerder dat in dit geval had moeten doen.

De beroepscommissie is van oordeel dat dat het geval is. Klager heeft na 3 maart 2020 nog tot 15 mei 2020 – ruim twee maanden – in het arrestantenregime verbleven. Deze termijn is zodanig lang, dat verweerder tussentijds uit eigen beweging klager ten minste de optie had moeten voorleggen om in een andere gevangenis te worden geplaatst (al dan niet in afwachting van een plek in de gevangenis van de PI Sittard). De bestreden beslissing moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen.

Klager heeft op 28 april 2020 expliciet verzocht om hem niet meer in de gevangenis van de PI Sittard te plaatsen, omdat zijn strafrestant toen te beperkt zou zijn. De beroepscommissie volgt klager daarin niet. Klager heeft van 15 mei 2020 tot 20 juni 2020 nog in de gevangenis van de PI Sittard verbleven. Verweerder diende klager – zoals hierboven uiteen is gezet – zo spoedig mogelijk uit het arrestantenregime te plaatsen. Ruim twee weken na 28 april 2020 is die uitplaatsing alsnog gerealiseerd. Reeds daarom zal de beroepscommissie verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet wel aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen voor de periode dat hij ten onrechte in het arrestantenregime van de PI Grave heeft verbleven. Zij zal de hoogte daarvan bepalen op €50,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 17 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven