Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19600/SGA, 2 februari 2021, schorsing
Uitspraakdatum:02-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/19600/SGA

    

           

Betreft verzoeker

Datum 2 februari 2021

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo (hierna: de directeur) heeft op 26 januari 2021 beslist verzoeker te verplichten een mondkapje te dragen in alle ruimtes, met uitzondering van verzoekers eigen verblijfsruimte, ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek is ingeschreven als klaagschrift (KA-2021-037).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

Verzoeker voert aan dat een wettelijke grondslag ontbreekt voor de verplichting tot het dragen van een mondkapje en dat deze maatregel een inbreuk maakt op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, zoals is vastgelegd in artikel 10 van de Grondwet.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) de Tweede Kamer op 22 januari 2021 heeft geïnformeerd over, onder andere, een algehele plicht voor gedetineerden om een mondkapje te dragen, tenzij hierdoor de veiligheid in het geding is. Deze maatregel is genomen ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus. De directeur heeft alle gedetineerden in de PI Almelo per brief van 26 januari 2021 medegedeeld dat per 27 januari 2021 een algehele plicht geldt voor gedetineerden om in alle ruimtes een mondkapje te dragen, met uitzondering van de eigen verblijfsruimte van de gedetineerde en tijdens het luchten, mits daar anderhalve meter afstand gehouden kan worden. De directeur voert aan dat het houden van anderhalve meter afstand in de PI Almelo lastig is. Het betreft een relatief kleine PI met nauwe gangen, smalle trappenhuizen en kleine (arbeids)zalen. Andere maatregelen om het risico op besmetting met het coronavirus te beperken zijn, buiten de genomen maatregelen zoals het beperken van de groepsgrootte van het aantal gedetineerden per activiteit, niet meer goed denkbaar zonder dat teveel wordt afgedaan aan andere rechten en vrijheden van een gedetineerde, aldus de directeur. De directeur geeft aan dat de bestreden beslissing is opgelegd, omdat het niet werkbaar is dat van situatie tot situatie wordt bekeken of misschien toch, gedurende momenten van de dag en op sommige plaatsen, (ongeveer) anderhalve meter afstand haalbaar is. Voortdurende discussie daarover wekt verwarring en onduidelijkheid en dat acht de directeur in strijd met het belang van de orde en veiligheid in de PI. Voorts heeft de directeur bij de besluitvorming betrokken wat de gevolgen zouden zijn voor een afdeling als een gedetineerde besmet is met het coronavirus. Een quarantaine voor de hele afdeling is een situatie die zoveel mogelijk voorkomen moet worden, aldus de directeur.

De directeur laat daar dat het schorsingsverzoek niet ziet op een jegens verzoeker genomen beslissing van de directeur, maar op  een algemene regel, die voor alle gedetineerden geldt. Tegen een dergelijke beslissing staat geen beklag of beroep open op grond van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De maatregel is genomen op grond van artikel 5, derde lid, van de Pbw. Op grond van dat artikel is de directeur bevoegd om aan gedetineerden bevelen te geven, voor zover dat noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Uit de Memorie van Toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II, 1994/1995, 24 263, nr. 3, p. 43) volgt daarover het volgende: “De directeur is bevoegd tot vergaande ingrepen in de bewegingsvrijheid van de gedetineerden. Deze bevoegdheid vloeit zonder meer al voort uit artikel 5, derde lid, waarin is bepaald dat de directeur aan gedetineerden bevelen kan geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting of de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.”

Het betreft een rechtmatige beperking van verzoekers recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en heeft tot doel het waarborgen van ieders veiligheid en gezondheid, aldus de directeur. Artikel 15, vierde lid, van de Grondwet houdt in dat hij aan wie rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, kan worden beperkt in de uitoefening van grondrechten voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt.

Ten slotte voert de directeur aan dat de verplichting niet heeft geleid tot problemen; nagenoeg alle gedetineerden hebben zonder bezwaar de eerste dag het mondkapje gedragen.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is geen sprake van een voor iedere gedetineerde geldende algemene regel. Verzoeker is dus ontvankelijk in zijn verzoek. Verzoeker heeft aangevoerd dat een wettelijke grondslag voor de verplichting van het dragen van een mondkapje ontbreekt en dat met deze maatregel een inbreuk wordt gemaakt op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, zoals is vastgelegd in artikel 10 van de Grondwet. Uit de stukken komt naar voren dat de directeur op grond van de Pbw en op grond van de brief van de Minister van 22 januari 2021 de ruimte heeft om af te wijken van de mondkapjesplicht. De directeur heeft gemotiveerd aangegeven op grond waarvan hij de bestreden beslissing heeft opgelegd en waarom hij die noodzakelijk acht, namelijk het handhaven van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, met als doel het waarborgen van ieders veiligheid en gezondheid. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan, gelet op het voorgaande, niet op voorhand worden gesteld dat sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op een grondrecht van verzoeker en kan de bestreden beslissing voorts ook niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het verzoek zal worden afgewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 2 februari 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven