Nummer R-20/5997/TB
Betreft klager
Datum 19 januari 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar FPC De Rooyse Wissel of FPC Pompestichting .
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 4 februari 2020 afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de zitting van 9 september 2020 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. Verweerder heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen. Van het horen is een verslag opgemaakt dat aan verweerder en vervolgens aan klager en zijn raadsvrouw is toegezonden. Op 25 september 2020 is een schriftelijke reactie van verweerder op het verslag ontvangen. Op 29 september 2020 heeft klagers raadsvrouw bericht hierop geen verdere aanvullingen te hebben.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De beslissing is onjuist, ongemotiveerd en onzorgvuldig genomen. Het door de instelling geschetste beeld is onjuist. De laatste fase van klagers behandeling in FPC Dr. S. van Mesdag (hierna: Van Mesdag) was onrustig en verliep niet naar behoren. Klager heeft getracht de band tussen hem en Van Mesdag te herstellen. Hij heeft zijn verblijf aldaar als stilstand ervaren. Ook in FPC De Kijvelanden (hierna: De Kijvelanden) ervaart hij dit. Hij is al meer dan acht keer gewisseld van behandelcoördinator en verblijft al bijna een jaar op de instroomafdeling. Klager staat op de wachtlijst voor een behandelafdeling. Vanwege de personeelswisselingen van onder andere de behandelcoördinator heeft klager lastig zijn draai gevonden. Uitslagen van tests, onder andere een IQ-test, zijn niet bekend. Klager betwist hetgeen de instelling in de afwijzende beslissing stelt. De stilstand ligt aan de instelling, niet aan klager. Gelet op de impasse verzoekt klager te worden overgeplaatst. Klager verwijst verder naar een schriftelijke reactie van zijn (ex)-partner die klagers wens tot overplaatsing onderschrijft.
Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager zijn beroep als volgt toegelicht:
Er is sprake van stagnatie op de afdeling Koraal die een jaar heeft geduurd. Klager heeft de IDS (Individuele Delictscenario)- module opnieuw moeten doen. Verder vinden er veel wisselingen van personeelsleden plaats, waaronder het hoofd behandeling en klagers mentor. Veel personeelsleden zoeken hun heil elders. Weliswaar is thans sprake van een positieve ontwikkeling, maar klager meent dat hij niet op zijn plek is in De Kijvelanden. Zijn vertrouwen heeft een deuk opgelopen in De Kijvelanden en hij weet niet of dat weer goed komt.
Hij ondervindt ook nog steeds de gevolgen van een gijzeling in De Kijvelanden in maart 2020. Heel de kliniek moet boeten voor wat een enkeling heeft gedaan. Klager ervaart op de afdeling veel negativiteit. De inrichting is zeer terughoudend, er heerst een angstcultuur. Alles vindt onder begeleiding van het personeel plaats. Ook wordt er slecht gecommuniceerd. Klager vreest dat de (verlof)trajecten langer duren dan normaal. Hij realiseert zich dat een overplaatsing naar een andere instelling tot vertraging van zijn behandeltraject kan leiden, maar klager denkt dat deze vertraging niet langer dan drie maanden zal duren en heeft die vertraging graag over voor de voortzetting van zijn traject in een andere instelling.
De behandeling in Van Mesdag liep vast omdat klager is ingegaan op een uitnodiging van een stagiaire om bij haar op bezoek te komen. Klager zegt dat dit stom was. Jongstleden is klager getest op zijn IQ. Klager is geen kei in rekenen. De afdeling Karmijn waar klager thans verblijft, is een LVB-afdeling. De raadsvrouw bevestigt dat klager een goede behandelrelatie heeft met de nieuwe behandelcoördinator.
Standpunt van verweerder
De beslissing is op goede gronden genomen. Hoewel de instelling onderkent dat klagers behandeling moeizaam verloopt, verwacht men niet dat een overplaatsing hierin verandering zal brengen. Klager houdt de Van Mesdag en De Kijvelanden volledig verantwoordelijk voor de stagnatie zonder zijn eigen aandeel hierin te erkennen. Verweerder twijfelt er niet aan dat klager vanuit de instelling een op zijn problematiek toegesneden behandeling krijgt aangeboden. Ook is er geen twijfel omtrent de constatering dat klager hetzelfde gedrag vertoont als in de laatste fase van zijn verblijf in de Van Mesdag. Klager is uiterst kritisch op de behandelaren en het personeel en het lukt niet tot overeenstemming te komen over de doelen. Klager biedt nauwelijks inzicht in zijn interne belevingswereld, delictgedrag en de risicofactoren zijn nauwelijks met hem bespreekbaar, worden ontkend of gebagatelliseerd. Dit was ook in de Van Mesdag het geval. Verweerder acht het niet waarschijnlijk dat een overplaatsing hierin verandering zal brengen. Een overplaatsing naar De Pompestichting is niet mogelijk gelet op klagers LVB-problematiek. Verder is er op dit moment sprake van capaciteitsproblemen, waardoor een overplaatsing tot (extra) vertraging zou leiden.
Dat klagers behandeling ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing moeizaam verliep, staat niet ter discussie. Vraag is welke consequenties daaraan verbonden hadden moeten worden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij destijds terecht heeft overwogen dat een overplaatsing van klager geen oplossing zou bieden voor de ontstane problemen nu een vergelijkbaar gedragspatroon zich in de vorige kliniek ook al voordeed. Vanuit De Kijvelanden kon (en kan) een op klagers problematiek toegesneden behandeling geboden worden. Daarbij komt dat uit recente navraag bij De Kijvelanden blijkt dat het huidige toestandsbeeld van klager stabiel is en dat een positieve behandelontwikkeling gaande is. Er is sprake van een positieve behandelrelatie en overeenstemming over behandeldoelen. Klager is inmiddels geplaatst op een passende vervolgafdeling (Karmijn). Klager heeft inmiddels zijn draai gevonden op deze afdeling. Tijdens de behandelbespreking van 3 september 2020 is besloten begeleid verlof aan te vragen. Ook dit pleit voor het voortzetten van klagers verblijf in De Kijvelanden. Een overplaatsing zou slechts hebben geleid tot een behandelvertraging van aanzienlijke duur.
3. De beoordeling
Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.
Klager verblijft op dit moment in De Kijvelanden te Poortugaal. Hij wil graag worden overgeplaatst naar een andere instelling, omdat – kort samengevat – de behandeling, ten tijde van de bestreden beslissing, in een impasse is geraakt. Ook ervaart klager het behandelklimaat als zeer terughoudend, mede vanwege een incident in de instelling in maart 2020. Klager meent dat het verdere behandeltraject hierdoor vertraging zal opgelopen.
Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:
a. de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b. de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en
c. de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.
Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling. Weliswaar heeft verweerder erkend dat de behandeling moeizaam is verlopen. Dit levert nog geen reden op klager over te plaatsen naar een andere instelling. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat uit de door verweerder verstrekte recente informatie van De Kijvelanden is gebleken dat sprake is van een positieve ontwikkeling, hetgeen klager ter zitting beaamt. Klager heeft zijn draai op de afdeling gevonden en er is besloten een machtiging voor begeleid verlof voor klager aan te vragen. Een overplaatsing zou dit positieve proces kunnen hinderen, wat er verder ook zij van klagers stelling dat hij de vertraging die dat zou opleveren voor lief neemt. Klager heeft verder geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen komen.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. A.C. Djadoenath en mr. drs. L.C. Mulder MCM, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 januari 2021
secretaris voorzitter