Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6817/GB, 15 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6817/GB             

Betreft klager  Datum  15 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 februari 2020 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein.

Klager heeft daartegen op 6 maart 2020 bezwaar ingesteld.

Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft op 4 mei 2020 namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van de verweerder om op dit bezwaar te beslissen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Uit de bestreden beslissing volgt dat klager in verband met de orde en veiligheid is overgeplaatst naar de PI Nieuwegein, omdat sprake zou zijn van ‘bekendheid bij het personeel’ in de PI Achterhoek te Zutphen. Klager verbleef al een ruim een jaar in de PI Achterhoek. Tijdens deze periode heeft de ‘bekendheid bij het personeel’ (kennelijk) niet geleid tot enige verstoring van de orde en veiligheid. Uit de beslissing volgt niet in hoeverre de omstandigheden veranderd zijn en waarom klager overgeplaatst moest worden. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd. De PI zou met de beschrijving ‘bekendheid bij het personeel’ mogelijk kunnen bewerkstelligen dat een gedetineerde wordt overgeplaatst, indien deze lastig is. Dat is op dit moment niet te controleren en mag geen reden zijn voor overplaatsing.

Daarnaast is het niet begrijpelijk waarom is gekozen voor de PI Nieuwegein. Klager komt uit de regio Arnhem. Er is met de overplaatsing geen rekening gehouden met het bepaalde in artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Uit de beslissing volgt niet waarom overplaatsing naar bijvoorbeeld de PI Arnhem niet mogelijk was. Klager heeft een groot belang bij plaatsing in de regio Arnhem, omdat hij bezoek van zijn minderjarige dochter - die in Arnhem woont - ontvangt. Het is voor ouder en kind van belang dat zij regelmatig contact kunnen houden. De overplaatsing naar de PI Nieuwegein leidt tot een grotere afstand tussen hen en zorgt er - zeer waarschijnlijk - voor dat klagers kind niet meer op bezoek zal komen.

Klager verzoekt het bezwaar gegrond te verklaren, de beslissing tot overplaatsing naar de PI Nieuwegein te vernietigen en te bepalen dat hij op korte termijn wordt teruggeplaatst naar de PI Achterhoek. Klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de inhoud van de beslissing op bezwaar van 13 mei 2020.

3. De beoordeling

Op 13 mei 2020 is alsnog op klagers verzoek beslist. Om die reden heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

In deze zaak heeft verweerder aanvankelijk geen beslissing genomen. Verweerder heeft hier geen nadere toelichting over gegeven. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klagers recht als bedoeld in 17, vierde lid, van de Pbw is geschonden. Uit dit artikel volgt immers dat binnen zes weken een beslissing op het bezwaarschrift moet worden genomen, en dat is niet gebeurd. De beroepscommissie zal het beroep dus gegrond verklaren.

Kort na het indienen van het beroep door klagers raadsman, op 4 mei 2020, heeft verweerder alsnog, op 13 mei 2020, een beslissing genomen en is klagers bezwaar ongegrond verklaard. De beroepscommissie kan verweerder daarom niet meer opdragen alsnog een beslissing te nemen op klagers bezwaar. De beroepscommissie zal daarom alleen beoordelen of er aanleiding bestaat een tegemoetkoming toe te kennen. Zij is van oordeel dat dat niet het geval is. Daartoe overweegt de beroepscommissie als volgt.

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een bezwaar beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. Daarbij komt dat het bezwaar uiteindelijk ongegrond is verklaard. Hierover zal de beroepscommissie inhoudelijk oordelen in R-20/6948/GB. Indien die beslissing als onredelijk en onbillijk of in strijd met de wet wordt aangemerkt, wordt een (eventuele) tegemoetkoming berekend vanaf het moment van de overplaatsing. Voor een aparte tegemoetkoming wegens niet-tijdig beslissen, ziet de beroepscommissie slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding (bijvoorbeeld RSJ 18 december 2018, R-18/1683/GB). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 15 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven