Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7086/GV, 12 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7086/GV            

Betreft [klager]

Datum 12 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 mei 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en is van voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) uitgesloten. De fictieve VI-datum is al geruime tijd verstreken, zodat klager op dit moment aanzienlijk langer in detentie verblijft dan Nederlandse gedetineerden die voor VI in aanmerking komen, of strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen aan wie op de eerst mogelijke datum strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling wordt verleend.

Volgens verweerder is het verlenen van strafonderbreking niet mogelijk, omdat klager Nederland niet daadwerkelijk kan verlaten. Klager kan zich met dit standpunt niet verenigen. Hij kan evengoed (onder begeleiding) naar een ander land dan Jamaica of het Verenigd Koninkrijk worden uitgezet. Met klagers daadwerkelijk vertrek uit Nederland kan de strafonderbreking ingaan. De bestreden beslissing leidt daarnaast tot een onredelijke (detentie)situatie voor klager. Klager zal de gehele aan hem opgelegde straf moeten ondergaan en zal vanwege zijn vreemdelingrechtelijke status niet voor verloven en detentiefasering in aanmerking kunnen komen. Klager verzoekt om een mondelinge behandeling van het beroep.

Standpunt van verweerder

Uitzetting is slechts mogelijk naar het land van herkomst of het land waar de betrokkene gedurende een eerder verblijf een asielprocedure heeft opgestart. Van deze laatste situatie is niet gebleken. Klager is zowel in Nederland als in het Verenigd Koninkrijk ongewenst verklaard. Gelet hierop kan hij alleen naar Jamaica, het land van herkomst, worden uitgezet. Klager weigert echter daaraan mee te werken. Ook ontbreken de benodigde reis- of identiteitspapieren. Aangezien zijn uitzetting niet kan worden gerealiseerd, is zijn verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn heeft, onder verwijzing naar de door de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) aangeleverde informatie, negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie is van oordeel dat de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen en wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 15 december 2008 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van 4 jaar en ondergaat thans een gevangenisstraf van 9 jaar en 165 dagen met aftrek, wegens medeplegen van poging tot doodslag, poging tot moord, gekwalificeerde diefstal en overtreding van de Wet wapens en munitie. Daarnaast dient hij een vervangende hechtenis op grond van de wet Terwee van in totaal 114 dagen te ondergaan. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 3 augustus 2022.

Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Ingevolge artikel 40a van de Regeling kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. Indien een vrijheidsstraf van meer dan drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend, nadat ten minste tweederde gedeelte van de straf is ondergaan. De strafonderbreking gaat in op het moment dat de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten. Dat betekent dat een vreemdeling in aanmerking komt voor strafonderbreking, mits het daadwerkelijk vertrek uit Nederland mogelijk is en gerealiseerd wordt.

De DT&V heeft te kennen gegeven dat klagers daadwerkelijke vertrek uit Nederland – een voorwaarde voor het verlenen van strafonderbreking – niet kan worden gerealiseerd. De voor de uitzetting benodigde reis- of identiteitsdocumenten ontbreken en klager wenst niet mee te werken aan zijn vertrek naar Jamaica, het land van herkomst. Ook een uitzetting naar het Verenigd Koninkrijk is niet mogelijk, omdat klager daar ongewenst is verklaard.

Verweerder heeft zich, reeds om de reden dat de voor enige uitzetting van klager benodigde reis- of identiteitsdocumenten ontbreken, op het standpunt kunnen stellen dat klager niet voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van strafonderbreking. De bestreden beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 12 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven