Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5645/GA, 19 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5645/GA

Betreft [Klager]

Datum 19 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing tot plaatsing in het plusprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg heeft op 20 december 2019 het beklag gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend (MB 2019-334). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. V. Poelmeijer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Middelburg (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Gelet op de gegrondverklaring van het beklag, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. Subsidiair stelt klager dat klager niet terecht in het basisprogramma heeft verbleven en dat het beklag met kenmerk MB-2019-337 (beroepskenmerk R-19/5629/GA en R-19/5630/GA) gegrond had moeten worden verklaard en dat hij om die reden in aanmerking behoort te komen voor vergoeding. Verzocht wordt de klacht mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt in beroep kenbaar te maken.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Vast is komen te staan dat klager op 29 augustus 2019 een afwijzende beslissing tot plaatsing in het plusprogramma heeft ontvangen. Op of omstreeks 17 oktober 2019 is geen beslissing genomen over een eventuele promotie naar het plusprogramma. Uit het ten tijde van het beklag geldende artikel 1d, tweede en derde lid, van de Regeling selectie en overplaatsing van gedetineerden en vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat uiterlijk na zes weken moet worden bezien of een gedetineerde in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma. Dat is in dit geval niet gebeurd. De beklagcommissie heeft het beklag om die reden gegrond verklaard.

Op 20 november 2019 heeft de directeur alsnog een afwijzende beslissing genomen ten aanzien van klagers plaatsing in het plusprogramma. Tussen de afwijzende beslissing van 29 augustus 2019 en de afwijzende beslissing van 20 november 2019 zijn twaalf weken – dus zes weken te veel – verstreken. De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie om daarvoor geen tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en, gelet op de periode van onzekerheid omtrent het al dan niet promoveren, aan klager een tegemoetkoming toekennen van €5,- per week waarin geen beslissing is genomen, in totaal €30,- (zes weken x €5,-).

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

Deze uitspraak is op 19 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven