Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16540/SGA, 17 december 2020, schorsing
Uitspraakdatum:17-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          20/16540/SGA

              

Betreft [Verzoeker]

Datum 17 december 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave (hierna: de directeur) heeft op 16 december 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie en telefonie, vanwege frauderen bij een urinecontrole, ingaande op 16 december 2020 om 08:00 uur en eindigend op 19 december 2020 om 08:00 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk nog niet bekend).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker voert aan dat hij veel water dronk zodat hij kon plassen. Hij heeft in een potje geplast waar de bewaker bij was. De uitslag was volgens verzoeker nog niet binnen toen de disciplinaire straf hem werd opgelegd en hij mocht geen uitslagen zien.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 3 december 2020 in de PI is binnengekomen en op 13 december 2020 de eerste urinecontrole is afgenomen bij verzoeker. De directeur geeft aan dat het kreatininegehalte van verzoekers urine bij deze urinecontrole te laag was (<2,0 mmol/l). Volgens de directeur kan dit duiden op fraude en is daarmee een strafwaardig feit, de directeur verwijst hierbij naar de huisregels van de PI Grave.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is uit de stukken voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker heeft gefraudeerd tijdens een urinecontrole. Dit betreft strafwaardig gedrag. Echter, uit de verstrekte informatie is gebleken dat het verzoekers eerste urinecontrole was in de PI Grave en dus ook de eerste keer dat verzoeker een te laag kreatininegehalte bij een urinecontrole had. Gelet op de landelijk geldende Sanctiekaart 2019 had de directeur in dit geval met een waarschuwing kunnen volstaan. Nu de directeur geen bijzondere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een afwijking van voormeld sanctiebeleid zouden kunnen rechtvaardigen, heeft de directeur de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in redelijkheid kunnen nemen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing worden geschorst met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 17 december 2020 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven