Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8551/GA, 10 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8551/GA

Betreft [Klager]

Datum 10 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 13 november 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. M.G. Doornbos, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Voor klager is het helder en duidelijk dat hij geen medicatie nodig heeft. Klager heeft geen psychische stoornis. Hij wenst van alle rechtsmiddelen gebruik te maken die er zijn om deze dwangmedicatie tegen te gaan. Klager is het niet eens met de reactie van de directeur op het beroepschrift.

Standpunt van de directeur

De a-dwangbehandeling is noodzakelijk, gezien klagers toestandsbeeld. De keuze en dosering van de medicatie is aan de behandelend psychiater en betreft een medisch oordeel. Daar mag van worden uitgegaan. De beslissing tot a-dwangbehandeling is redelijk en billijk, en is ook niet in strijd met de wet.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van paranoïde schizofrenie. Klager is ervan overtuigd dat hij Mario Brothers heeft geprogrammeerd en dat dit hem miljarden heeft opgeleverd, die tegen klagers zin niet worden uitgekeerd. Ook denkt klager dat hij het Nintendospel ‘Mario’ en windmolenparken heeft uitgevonden. Klager is afhankelijk van cocaïne en cannabis. Hij heeft geen ziektebesef. Zonder medicatie wordt klager toenemend achterdochtig en dreigend. Verder wordt er door middel van de televisie met klager meegekeken en beschuldigen zij hem van onder andere kindermisbruik. In de muur zou volgens klager geluidsapparatuur zitten die klager, telkens als hij wil slapen, wakker maakt. Dat wordt gedaan om klager te pesten. Ook wordt klager gepest door hem maar één plakje kaas te geven per dag.

Klager laat zich weinig sturen en gaat zijn eigen gang. Klager is toenemend geagiteerd, spreekt vaak op luide toon en zijn gedrag is imponerend. Klager is opgenomen, omdat hij een medewerker van Duurzaam Verblijf heeft mishandeld, door diegene met een mes te steken. Hij zegt dat hij het nog steeds jammer vindt dat het slachtoffer het heeft overleefd. Klager is heel erg boos en doet moeite dit te onderdrukken. Gezien de onderliggende reden is de verwachting dat de boosheid op zal lopen en het steeds moeilijker voor klager zal worden om de agressie te hanteren. De kans op agressie naar anderen is dan ook reëel aanwezig. Klager heeft een chronische en hardnekkige gedachte dat hem onrecht wordt aangedaan en vecht voor erkenning. Het lijden is bij klager duidelijk zichtbaar. Dit lijden kan als gevaar voor zijn gezondheid worden gezien. Anderen zijn jaloers op hem en om die reden krijgt hij vergif ingespoten, met als gevolg dat hij een epileptische aanval krijgt.

Een gesprek met klager verloopt moeizaam en verzandt snel in een monoloog, met allerlei associatieve psychotische belevingen. Er is veel gesproken over de noodzaak tot inname van medicatie. Klager ziet de noodzaak niet in en is daar zeer stelling in. Hoewel een dwangbehandeling een forse ingreep is, wordt dit gerechtvaardigd door het gevaar en het lijden wat hiermee afgewend dient te worden. Een dergelijke psychose kan alleen door middel van medicatie worden behandeld. Het huidige gevaar voortkomend uit deze psychose zal ook alleen verminderen, indien de psychose verbleekt.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Minder ingrijpende maatregelen zijn er niet. Voldoende aannemelijk is geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 10 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S. Bijl en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven