Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6619/GV, 4 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6619/GV

    

           

Betreft [Klager]

Datum 4 december 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 april 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. D.M. Penn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager zou in aanmerking komen voor plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting, maar deze plaatsing is als gevolg van het coronavirus ‘on hold’ gezet. Klager loopt daardoor fysiotherapie mis die noodzakelijk is voor zijn revalidatie na een auto-ongeluk. Verweerder acht strafonderbreking vanuit medisch oogpunt niet noodzakelijk, nu klager ook zou zijn geholpen met video- en telefonische consulten. Klager betwist dat. Het is voor zijn revalidatie wel degelijk noodzakelijk om één op één contact met de fysiotherapeut te hebben.

 

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking ontbreekt. De medisch adviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen acht een strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Behandeling van patiënten vindt in principe digitaal plaats. Na onderzoek in de inrichting is gebleken dat Update Praktijk Plein

40-45 in Dordrecht open is voor video- en telefonische consulten. Klagers situatie is niet zodanig uitzonderlijk dat fysiek contact met een fysiotherapeut is geboden. Nu de door klager benodigde medische zorg vanuit detentie kan worden geleverd, ontbreekt de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de noodzaak voor strafonderbreking – mede gelet op het negatieve advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) – ontbreekt.

De medisch adviseur van de afdeling IMA acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager was sinds 25 oktober 2019 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van tien maanden wegens diefstal met geweld. Hij verblijft sinds 13 augustus 2020 niet meer in detentie.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor het volgen van behandelingen van een fysiotherapeut die noodzakelijk zijn voor zijn revalidatie na een auto-ongeluk.

De medisch adviseur van de afdeling IMA acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Daartoe is onder meer van belang dat de vereniging voor fysiotherapeuten te kennen heeft gegeven dat het uitgangspunt met ingang van 23 maart 2020 is dat de behandeling van patiënten digitaal plaatsvindt en dat er geen fysiek contact met patiënten meer is. Alleen bij hoge uitzondering kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. De situatie van klager is, naar de inschatting van de medisch adviseur, niet zodanig uitzonderlijk dat dit een uitzondering op voormeld uitgangspunt kan rechtvaardigen. De medisch adviseur heeft, gelet daarop, geadviseerd te onderzoeken of vanuit de inrichting een digitale verbinding met de fysiotherapeut tot stand kan worden gebracht, zodat de fysiotherapeut klager op afstand kan begeleiden.

Vanuit de inrichting is te kennen gegeven dat er een mogelijkheid is tot het laten plaatsvinden van video- en telefonische consulten bij – in ieder geval – de praktijk van de interne fysiotherapeut. Klagers fysiotherapie zou dan ook vanuit detentie kunnen worden voortgezet. Klager heeft weliswaar betwist dat hij zou zijn geholpen met fysiotherapie door middel van een video- of telefonische verbinding en aangevoerd dat één op één contact met de fysiotherapeut noodzakelijk is, maar hij heeft deze stelling – ondanks zijn toezegging daartoe – niet (met een schrijven van zijn fysiotherapeut) onderbouwd. Bij deze stand van zaken is niet gebleken van een noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking aan klager.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 4 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven