Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8391/GA. 30 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8391/GA

    

           

Betreft [Klager]

Datum 30 november 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug (hierna: de directeur) heeft op 29 oktober 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. M.T. Lamers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft geen medicatie nodig. Hij hoort niet langer stemmen en heeft geen suïcidale gedachten. Uit het rapport van de psychiater volgt dat er tijdens het gesprek met klager geen aanwijzingen zijn voor wanen, psychotische belevingen en suïcidaliteit. Waarom hier in de toekomst wel sprake van zou zijn, in het bijzonder dat dit gevaar niet binnen een redelijke termijn kan worden afgewend, is niet onderbouwd. Klager gebruikt vanaf 22 oktober 2020 geruime tijd geen medicatie meer. Dit wordt tijdens de interne bespreking van het behandelplan op 10 september 2020 al benoemd. De aanvraag van de dwangmedicatie loopt dan al.

Tijdens zijn verblijf in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Veldzicht heeft klager geen suïcidepogingen gedaan of zich agressief gedragen naar anderen. Ook niet toen hij is gestopt met medicatie. Klager zou meer lawaai maken en minder stuurbaar zijn, maar dit is niet geconcretiseerd. Daarnaast wordt niet gesteld dat hierdoor gevaar voor de gezondheid en/of veiligheid van klager of anderen is ontstaan. Waaruit het gevaar voor de gezondheid en veiligheid van anderen dan klager zou bestaan, blijkt niet uit de bestreden beslissing.

De kans is aanwezig dat klager, zonder medicatie, na zijn detentie opnieuw een zwervend bestaan zal gaan leiden en winkeldiefstallen zal plegen. Dit is niet wenselijk, maar vormt geen gevaar waardoor dwangmedicatie moet worden toegediend.

De voorgeschreven medicatie waarmee op 3 november 2020 wordt gestart (Xeplion), komt niet overeen met de medicatie die in het behandelplan wordt benoemd (Olanzapine). Onduidelijk is waarom een ander behandelmiddel wordt ingezet dan het behandelplan voorschrijft.

De inzet van dwangmedicatie is niet (herhaaldelijk) met klager besproken. Tegen klager zou zijn gezegd dat als hij geen medicatie nodig denkt te hebben, hij deze ook niet hoeft in te nemen. Er zou juist gewerkt worden aan een overplaatsing naar de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave. Uit de gestuurde stukken blijkt niet exact hoe vaak, wanneer en op welke wijze de noodzaak van medicatiegebruik en mogelijkheid van dwangmedicatie met klager is besproken. Voor een goed begrip dient dit in ieder geval gebeurd te zijn in een taal die klager machtig is, temeer nu sprake is van een lage intelligentie. Klager beheerst de Nederlandse en Engelse taal onvoldoende.

Het behandelplan is geschreven in de Nederlandse taal. Hoewel klager dit heeft ondertekend, zit er geen vertaling bij. Niet met zekerheid kan worden gezegd dat hij begreep waarvoor hij tekende.

Uit de stukken blijkt verder niet, dan wel onvoldoende, welke alternatieven zijn onderzocht en of de vermeende noodzaak van medicatie herhaaldelijk en op een voor klager begrijpelijke wijze met hem is besproken.

Het verzoek is dan ook het beroep gegrond te verklaren en aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Bij opname in FPC Veldzicht is klager psychotisch met wanen en hallucinaties. Klager praat veel in zichzelf en heeft een suïcidepoging gedaan. Klacht lacht continu in zichzelf als hij naar de recreatieruimte gaat. Ook heeft hij veel behoefte aan cocaïne. Hij heeft nog steeds stemmen in zijn hoofd die hem zeggen dat hij zichzelf iets aan moet doen. Klager praat en lacht hardop in zichzelf op de afdeling en op zijn eigen kamer. Hij zegt tegen de sociotherapeut dat hij stress heeft en dat de stemmen tegen hem praten. Volgens klager zouden deze stemmen afkomstig zijn van zijn familie en vrienden. Ze zouden grappige dingen zeggen en geven hem geen opdrachten. Klager wil van deze stemmen af, zo geeft hij aan.

Hij hoort voor een langere periode stemmen in zijn hoofd. Klager geeft aan dat de stemmen iets minder worden met zijn nieuwe medicatie. Klager zegt op 16 september 2020 tijdens het luchten dat de medicatie helpt en dat het steeds beter met hem gaat. Op 28 september 2020 praat klager weer veel en weigert hij medicatie. Op 30 september 2020 wordt hierover gesproken. Hij zegt dat het goed met hem gaat en dat hij geen medicatie wil gebruiken. Bij sociotherapie wordt echter gezien dat hij steeds meer in zichzelf aan het praten is en dat hij slechter voor zichzelf zorgt. Klager ontkent dit en hij is ervan overtuigd dat hij nu naar een PI kan gaan nu hij geen medicatie meer gebruikt. Op 28 oktober 2020 zit klager op de afdeling in de stoel voor de televisie keihard te lachen. Vervolgens loopt klager over de afdeling en gaat tegen een spiegel praten. Even later zit klager tijdens het luchten op een bankje en schreeuwt hij plotseling tegen een medepatiënt en begint hard te lachen. Klager gaat vervolgens een rondje lopen en loopt twee rondjes dansend rond.

Na zijn opname in FPC Veldzicht is klager bereid te starten met antipsychotica. Deze zijn effectief. Klager raakt beter georganiseerd en praat minder in zichzelf. Ook verdwijnen de stemmen geleidelijk. Hij is geleidelijk in staat om mee te doen aan de arbeid. Helaas stopt klager weer met de medicatie. Daarna gaat het geleidelijk weer bergafwaarts. De stemmen keren terug en klager praat steeds meer in zichzelf. Ook laat hij zich minder sturen en maakt hij meer lawaai. Daarmee ontstaat geleidelijk aan steeds meer de situatie van vóór de opname, met een floride psychotisch beeld, met suïcidaliteit op basis van hallucinaties. Daarnaast lijkt de psychotische stoornis ervoor verantwoordelijk dat er bij klager sprake is van een verregaande maatschappelijke teloorgang.

Tijdens gesprekken met de psychiater wil klager dat er geen tolk wordt geregeld.

Vanwege het ontbreken van voldoende ziektebesef en –inzicht, weigert klager medicatie te accepteren, terwijl de medicatie een duidelijke verbetering heeft laten zien in de recente periode dat hij de medicatie wel geaccepteerd heeft. Indien klager geen medicatie krijgt, zullen de hallucinaties en de stemmen weer terugkeren. Ook is de kans groter dat hij zal suïcideren. Daar de psychose alleen met medicatie behandeld kan worden, is het beslist noodzakelijk dat hij medicatie krijgt.

Als reactie op het beroepschrift van de raadsvrouw, kan nog gezegd worden dat uiteindelijk voor Xeplion (stofnaam: Paliperidon) is gekozen, omdat Paliperidon een stof is die ontstaat uit Risperdal en eerder effectief werkte bij klager. Doordat klager dit al eerder heeft gehad, is het niet nodig om eerst proefinjecties te geven. Hierdoor hoeft klager minder vaak onder dwang te worden gespoten.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is psychotisch, met wanen en hallucinaties. Hij gedraagt zich op kinderlijke wijze. Hij vraagt wanhopig of hij vrijgelaten kan worden. Hij maakt in het gesprek een beperkte indruk. Bij uitvragen geeft hij aan dat hij stemmen in zijn hoofd heeft. Deze stemmen geven hem de opdracht tot suïcide. Hij zit regelmatig met zijn hoofd naar beneden en praat in zichzelf in een vreemde taal. Bij opname in FPC Veldzicht was klager bereid te starten met medicatie. Deze medicatie sloeg aan en de stemmen verdwenen. Klager heeft evenwel, tegen het advies in, zijn medicatie-inname gestaakt. Daarna gaat het geleidelijk bergafwaarts. De stemmen keren terug en klager praat steeds meer in zichzelf. Daarmee ontstaat geleidelijk aan steeds meer de situatie van vóór de opname, met een floride psychotisch beeld, met suïcidaliteit op basis van hallucinaties. Ook lijkt de psychotische stoornis er voor verantwoordelijk dat bij klager sprake is van verregaande maatschappelijke teloorgang.

Er zal opnieuw sprake zijn van maatschappelijke teloorgang wanneer klager geen adequate zorg krijgt in de vorm van medicatie. Daarnaast neemt het risico op suïcidaliteit opnieuw toe, nu de stemmen bij klager steeds meer de overhand krijgen en steeds meer zijn leven beïnvloeden. Medicatie is meerdere keren aangeboden en klager heeft ook een periode medicatie gebruikt met een gunstig effect op het toestandsbeeld. Inmiddels weigert hij zijn medicatie.

Klager heeft zijn behandelplan ondertekend. Ondanks dat wil hij geen medicatie innemen. Het is niet goed mogelijk om hier een adequaat inhoudelijk gesprek met hem over te voeren. Het is daarmee de vraag of hij voldoende overziet wat het behandelplan voor hem betekent.

In het recente verleden is nog bij klager gebleken dat antipsychotica een gunstig effect hebben op de psychotische stoornis van klager. De verwachting is dat dat wederom het geval zal zijn.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De psychiater die de second opinion heeft uitgevoerd, schrijft dat klager de Engelse taal voldoende beheerst. Ondanks dat heeft de psychiater voorgesteld om tijdens het gesprek gebruik te maken van een tolk. Klager heeft dat geweigerd. Verder heeft de directeur, in een aanvullende reactie, geschreven dat gekozen is voor medicatie Xeplion (stofnaam: Paliperidon), nu dit in het verleden bij klager effectief is gebleken. De beroepscommissie heeft geen redenen om aan de juistheid van de hiervoor weergegeven inlichtingen te twijfelen.

Gelet op het voorgaande, zal de beroepscommissie het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 30 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven