Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5101/GA, 28 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5101/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 28 december 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat het terugbelverzoek van 29 juli 2019 van de raadsvrouw te laat aan klager is doorgegeven.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 14 oktober 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2019-679). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het standpunt van de directeur dat de noodzaak van het terugbelverzoek niet is aangetoond, klopt niet. Klager verwijst daarbij naar uitspraken van de beroepscommissie (de beroepscommissie begrijpt RSJ 2 januari 2012, R-11/2714/GA en RSJ 1 maart 2013,

R-12/3913/GA) en naar wat het Bajesboek hierover vermeldt. Daaruit blijkt dat een terugbelverzoek van een advocaat in de regel nog dezelfde dag moet worden doorgegeven aan de betrokkene gedetineerde.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, omdat klager klaagt over een algemeen geldende regeling. Uit jurisprudentie van de beroepscommissie blijkt dat het niet dan wel te laat doorgeven van een terugbelverzoek beklagwaardig is (vgl. RSJ 27 oktober 2011, R-11/1121/GA en RSJ 21 september 2018, R-513). De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Uitgangspunt is dat een terugbelverzoek van een advocaat binnen een redelijke termijn (in het licht van de aard van het verzoek) moet worden gehonoreerd (vgl. RSJ 19 november 2013,

R-13/2768/GA). Vaststaat dat klagers (de beroepscommissie begrijpt: inmiddels voormalig) raadsvrouw een dag voor de regiezitting in de strafzaak van klager een terugbelverzoek heeft gedaan. In het terugbelverzoek is (in algemene bewoordingen) geschreven dat klager wordt verzocht om contact op te nemen met zijn advocaat. Het terugbelverzoek vermeldt niet dat sprake is van spoed of dat het telefonisch contact van belang is vanwege de zitting die de volgende dag plaats zou vinden. Uit de stukken is voorts niet gebleken dat de raadsvrouw vervolgens nog telefonisch contact heeft opgenomen met de inrichting om aan te geven dat er sprake was van spoed vanwege de naderende zitting.

Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de beroepscommissie de directeur niet worden tegengeworpen dat het terugbelverzoek op de gebruikelijke wijze is afgehandeld. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het terugbelverzoek binnen een redelijke termijn aan klager doorgegeven. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie merkt ten overvloede op dat het aanbeveling verdient dat de inrichting de mogelijkheden bekijkt om terugbelverzoeken van een advocaat nog dezelfde (werk)dag aan de gedetineerde door te geven.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 28 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door

mr. D.L. van Lijf, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven