Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4472/GA en R-19/4473/GA, 9 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummers        R-19/4472/GA en R-19/4473/GA        

                                   

Betreft [klager]            Datum 9 december 2020

   

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het niet op cel mogen houden van zijn persoonlijke bezittingen die in het BAD zijn opgeslagen (Ta 2019-000141);
b.         het weghalen van zijn persoonlijke bezittingen, waaronder gereedschap om te tekenen en schilderen (Ta 2019-000167);
c.         de handelwijze van zijn mentor jegens hem (Ta 2019-000131) en
d.         het niet krijgen van canvassen waardoor hij schildert op het laken van het beddengoed (Ta 2019-000140).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 8 augustus 2019 de klachten onder a, b en d ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder c. De uitspraken van de beklagrechter zijn bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Ter Apel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers persoonlijke spullen, onder meer zijn boeken, zijn toiletartikelen en zijn tekenuitrusting zijn nog niet teruggegeven. Het is niet waar dat hij meer spullen in zijn cel heeft liggen dan andere gedetineerden. Over de overeenkomst die door het afdelingshoofd is opgesteld is niet echt gesproken. Klager heeft met niemand iets afgesproken en niets ondertekend. Door die overeenkomst worden er sancties aan hem opgelegd. Zijn mentor en het afdelingshoofd zijn verantwoordelijk voor de schendingen. Klager was niet gaan werken omdat al zijn spullen uit zijn cel opnieuw van hem werden afgenomen. Dit gaat volgens klager al maanden zo. 

 

Standpunt van de directeur

Het beroepschrift vormt geen reden om een nadere motivering op te geven. De directeur houdt het bij de gronden zoals deze zijn aangevoerd in zijn verweerschriften van 31 mei 2019 en 10 juli 2019 en ter zitting van 8 augustus 2019.

 

3. De beoordeling

Ten aanzien van beklag a

Klager beklaagt zich erover dat hij zijn persoonlijke spullen niet uit het BAD terug krijgt. Dit laat volgens klager al twee maanden op zich wachten. De directeur heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat klager een soortgelijke klacht heeft ingediend op 11 april 2019 met kenmerk Ta 2019-000088 (in beroep bekend onder kenmerk R-19/4469/GA) en dat de directeur daarop in zijn verweerschrift van 14 mei 2019 al heeft gereageerd. De beroepscommissie stelt vast dat klager in zijn klacht met kenmerk Ta 2019-000088 al heeft geklaagd over dezelfde situatie, terwijl niet tweemaal over hetzelfde kan worden geklaagd. Nu de beklagrechter het beklag ongegrond heeft verklaard, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van dit onderdeel vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

Ten aanzien van beklag b

Klager beklaagt zich over het afnemen van zijn persoonlijke spullen en vraagt zich af welke wettelijke grondslag dat rechtvaardigt.

De directeur heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de klacht dezelfde goederen beschrijft als klager in de klachten Ta 2019-000088 en Ta 2019-000141 heeft beschreven. De directeur heeft nogmaals navraag gedaan en op 10 juli 2019 is gebleken dat klager nog steeds meer dan het aantal toegestane foto’s op cel heeft en klager is verteld dat hij foto’s mag omruilen. De goederen om te tekenen en schilderen heeft klager inmiddels weer op cel en ook een Hongaarse bijbel.

  Om een goede samenwerking aan te gaan is een aantal afspraken met klager gemaakt. De afdeling wil klagers kunstenaarschap zo veel mogelijk ondersteunen en faciliteren, onder de voorwaarde dat hij zich aan de regels van de inrichting houdt. Eén van de consequenties bij niet nakoming is dat zijn spullen van cel worden gehaald. Gelet op artikel 45, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en de huisregels onder 4.9.1, kan de directeur voorwaarden verbinden aan het gebruik van de extra spullen op cel. De beroepscommissie is in deze zaak niet gebleken dat er ten aanzien van de uitvoering van die afspraken onredelijk of onbillijk is gehandeld. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van beklag c en d

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag c en d kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak inzake beklag a en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b ongegrond, met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c en d ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

     

Deze uitspraak is op 9 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit  mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.B. Oreel en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

             

secretaris        voorzitter

Naar boven