Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4713/SGA, 16 november 2020, schorsing
Uitspraakdatum:16-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4713/SGA                                

Betreft [verzoeker]      Datum 16 november 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de Penitentiaire Inrichtingen Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 9 november 2020 beslist tot voortzetting van de eerder aan verzoeker opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden, ingaande op 12 november 2020 om 16:00 uur en eindigend op 12 februari 2021 om 16:00 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Z1-2020-001156).

2. De beoordeling

Het schorsingsverzoek kan geen betrekking meer hebben op de toediening van de medicatie voor zover dit inmiddels heeft plaatsgevonden, maar enkel op de verdere tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing.

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing om bij verzoeker de toegepaste a-dwangbehandeling voort te zetten in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Daarover overweegt de voorzitter als volgt.

Vanaf 6 maart 2020 is voor de duur van drie maanden een a-dwangbehandeling toegepast bij verzoeker. Deze a-dwangbehandeling is op 6 juni 2020 geëindigd. De in onderhavige zaak bestreden beslissing dateert van 9 november 2020. Nu minder dan zes maanden zit tussen de beëindiging van de vorige a-dwangbehandeling en de onderhavige beslissing, gaat het naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in deze zaak om een verlengingsbeslissing als bedoeld in artikel 46e, vijfde lid, in verbinding met artikel 46d, onder a, van de Pbw. Daartegen staat beklag open bij de beklagcommissie.

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

In artikel 46e, vijfde lid, van de Pbw is onder meer bepaald dat indien voortzetting van de geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d onder a Pbw nodig is, de gedetineerde onverwijld een afschrift van de schriftelijke beslissing van de directeur ontvangt. De directeur dient dan in zijn beslissing aan te geven waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht.

Verzoeker stelt dat voorafgaand aan de bestreden beslissing geen verklaring van een psychiater die niet bij zijn behandeling betrokken was, is overgelegd. De opgelegde a-dwangbehandeling van 6 maart 2020 tot en met 6 juni 2020 betrof ook al een verlenging. Toen is dergelijke verklaring ook niet overgelegd. Volgens verzoeker kan thans niet meer worden uitgegaan van de verklaring van de onafhankelijke psychiater die ten tijde van het initiële besluit is overgelegd. Voorts stelt verzoeker dat er geen gevaar is, en dat de a-dwangbehandeling niet noodzakelijk, proportioneel en subsidiair is. Hij gedraagt zich wellicht wat drukker, omdat hij lang in zijn cel wordt ingesloten. Dit dient niet verward te worden met een psychose. Verzoeker stelt dat zijn recht op zelfbeschikking ernstig wordt aangetast en dat de bestreden beslissing in strijd is met zijn grondrechten zoals neergelegd in artikel 11 van de Grondwet.

Uit de stukken, waaronder de verklaring van de behandelend psychiater, blijkt dat verzoeker tegen het advies van zijn psychiater in, is gestopt met zijn anti psychotische medicatie waarna hij op 21 augustus 2020 opnieuw in psychotische zin is gedecompenseerd. Tevens is sprake van een schizofreniespectrumstoornis. Op 7 juli 2020 heeft een handgemeen, met fysiek geweld, plaatsgevonden tussen verzoeker en een medegedetineerde. De directeur geeft aan dat verzoekers gedrag vanaf september 2020 steeds meer grensoverschrijdend werd, waarbij hij steeds meer en vaker medegedetineerden pest door bijvoorbeeld tegen hun deur te kloppen en denigrerende opmerkingen te maken. Verzoeker is steeds minder aanspreekbaar op zijn gedrag, en wordt dan steeds meer geladen, omdat hij ervan overtuigd is dat hij “de uitverkorene” is en op grond daarvan meent volledig in zijn recht te staan. De psychiater geeft aan dat verzoeker achterdochtig en afwerend in het contact is. Er is sprake van een geladen affect dat toeneemt bij het doorvragen. Ook is er sprake van dysforie en komt verzoeker oninvoelbaar over. Voortkomend uit de stoornis van verzoekers geestvermogens bestaat het gevaar dat hij agressie van medegedetineerden over zichzelf zal afroepen, en het gevaar dat hij agressie naar derden zal laten zien waarbij hij een ander ernstig letsel kan toebrengen. Volgens de psychiater komt dit voort uit verzoekers paranoïde psychotische beeld en neemt de kans op agressie af indien antipsychotica wordt gebruikt. Verzoekers dagprogramma is aangepast zodat hij minder prikkels krijgt en ’s nachts wordt hij in afzondering geplaatst, maar uiteindelijk is dat schadelijk voor verzoeker. De directeur geeft aan dat het behandelteam meermaals met verzoeker heeft gesproken over de nut en noodzaak van het gebruik van een antipsychoticum, maar hij staat niet open voor behandeling. Volgens de psychiater is de a-dwangbehandeling doelmatig omdat deze behandeling volgens de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie is, en omdat verzoeker eerder succesvol is behandeld met anti psychotische medicatie.

Voor zover namens verzoeker wordt aangevoerd dat een verklaring van een onafhankelijke psychiater ontbreekt, overweegt de voorzitter dat de wet dit niet verplicht en dat uit jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat het uit het oogpunt van zorgvuldigheid aanbevelingswaardig wordt geacht dat bij langlopende dwangtrajecten met enige regelmaat door een onafhankelijke psychiater de noodzaak en toepassing van de a-dwangbehandeling wordt getoetst. Gelet hierop kan het ontbreken van een advies van een psychiater die niet bij de behandeling van verzoeker betrokken was, niet op voorhand tot toewijzing van het verzoek leiden.

Voorts overweegt de voorzitter – voorlopig oordelend – dat voldoende aannemelijk is geworden dat de noodzaak tot voortzetting van de a-dwangbehandeling nog steeds aanwezig is. Daarbij voldoet de beslissing om bij verzoeker de toegepaste a-dwangbehandeling voort te zetten naar het voorlopig oordeel van de voorzitter ook aan de eisen van proportionaliteit en doelmatigheid. Nu verzoeker nog steeds weigert vrijwillig antipsychotica in te nemen, terwijl het gevaar dat zijn stoornis hem doet veroorzaken enkel kan worden weggenomen door middel van de inname van antipsychotica, voldoet de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter eveneens aan de eisen van subsidiariteit. Tevens is niet gebleken dat ongerechtvaardigd inbreuk wordt gemaakt op verzoekers grondrechten. De bestreden beslissing kan dan ook niet op voorhand als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 16 november 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven