Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7735/GM, 23 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7735/GM

Betreft [Klager]

Datum 23 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). De klacht gaat over het arbeidsgeschikt beoordelen van klager per 1 juli 2020, nadat hij vanaf maart 2020 in verband met het coronavirus arbeidsongeschikt was verklaard.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de zitting van 13 oktober 2020 in de PI Vught.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager behoort tot de groep die extra risico loopt bij besmetting met het coronavirus, vanwege zijn astma en COPD. Toen het coronavirus net uitbrak, werd hij arbeidsongeschikt verklaard. Klager hoefde de eerste drie maanden daarna niet te werken. Vervolgens, toen het aantal virusbesmettingen daalde, moest hij weer aan het werk. Klager voelt zich tijdens het werk niet op zijn gemak. Een medewerker van de PI en twee gedetineerden zijn besmet geraakt met het coronavirus. Klager werkt op de wasserij en hem is verteld dat het goed mogelijk is om daar anderhalve meter afstand te houden. Maar klager merkt dat dit niet gebeurt. Er werken op de wasserij veertien tot zestien gedetineerden, van wie sommigen geen Nederlands spreken. Hoewel hij tegen hen zegt dat zij anderhalve meter afstand moeten houden, begrijpen zij dat niet. Klager wil graag werken, maar onder deze omstandigheden vindt hij het lastig. Hij loopt te veel risico en wil dan ook, als het besmettingsgevaar niet verandert, opnieuw arbeidsongeschikt worden verklaard. Klager heeft geprobeerd zijn situatie onder de aandacht van de inrichtingsarts te brengen, maar hij krijgt slechts een briefje terug waarin staat dat alle vragen over het coronavirus (al) zijn beantwoord.

Klager gebruikt naast zijn anti-allergietabletten, inhalatiemedicatie. Hij gebruikt die laatste medicatie ongeveer twee tot drie keer per week. Klager rookt. Vanwege zijn rookverslaving, lukt het hem niet om te stoppen.

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft niet op het beroepschrift gereageerd.

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat tijdens de coronacrisis niet alleen moet worden gekeken naar het besmettingsgevaar, maar ook moet worden beoordeeld in hoeverre de gedetineerde, eventueel meer dan anderen, kwetsbaar is voor het virus en daardoor bij besmetting een verhoogd risico loopt. Daarbij moet rekening worden gehouden met de werksituatie van de gedetineerde.

Klager is eind maart 2020 arbeidsongeschikt verklaard, vanwege zijn longproblematiek in combinatie met de opkomst van het coronavirus. Per 1 juli 2020 is klager weer arbeidsgeschikt verklaard door de inrichtingsarts, die klagers risico’s bij de arbeid op dat moment als zeer laag heeft ingeschat. Klager heeft naar aanleiding daarvan de klacht ingediend. Hij wil weer arbeidsongeschikt worden verklaard, omdat tijdens zijn werkzaamheden door medegedetineerden onvoldoende acht wordt geslagen op de anderhalve meterregel. Klager maakt zich zorgen om zijn gezondheid.

De beroepscommissie stelt vast, mede aan de hand van wat ter zitting is besproken, dat klager voor zijn longproblematiek geen zware medicatie gebruikt. Hij hoeft ook niet elke dag te inhaleren. Uit het (medisch) dossier blijkt niet dat klager lijdt aan een ernstige vorm van astma of COPD. Dit is ook niet op een andere manier gebleken.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts, gelet op de stukken inclusief het medisch dossier en wat tijdens de zitting is besproken, klagers arbeids(on)geschiktheid zorgvuldig beoordeeld. In aanmerking genomen wat over klagers longproblematiek bekend is en gelet op het feit dat klager zijn werkzaamheden in de wasserij zelfstandig kan uitvoeren, heeft de inrichtingsarts in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat klager per 1 juli 2020 (weer) arbeidsgeschikt is. Daarbij is voldoende rekening gehouden met de te verrichten werkzaamheden en de manier waarop klager die kan doen.

De beroepscommissie gaat ervan uit dat de inrichtingsarts bij nieuwe ontwikkelingen of nieuwe wetenschappelijke inzichten over het coronavirus de arbeids(on)geschiktheid opnieuw zal beoordelen.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 23 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven