Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7335/GM, 5 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7335/GM

    

           

Betreft [Klager]

Datum 5 november 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat er geen aanvullend röntgenonderzoek is gedaan van zijn neus, ribben, linkerdeel van de borstkast en gebied rondom zijn stuitje.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. De bemiddelingsverslagen bevinden zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman gehoord op de zitting van 13 oktober 2020 in de PI Vught. De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

In het dossier zitten twee bemiddelingsverslagen: één van 21 februari 2020 en één van 24 juni 2020. Het verslag van 21 februari 2020 is niet aan klager uitgereikt. In het medisch dossier staat dat het verslag van 21 februari 2020 is besproken met ‘JG’ en dat zou dan een justitieel geneeskundige moeten zijn. Nergens blijkt uit dat het verslag is besproken met klager. Klager heeft geen herinnering aan een gesprek of uitreiking van het verslag van 21 februari 2020. Hij heeft ook nooit voor ontvangst getekend. Klager heeft wel getekend voor ontvangst van het verslag van 24 juni 2020.

Klager is op 19 december 2019 in de Extra Beveiligde Inrichting van de PI Vught (EBI) geplaatst. Klager had letsel toen hij werd ingesloten in de EBI. Om hem moverende redenen heeft hij niet direct gezegd waardoor zijn letsel was veroorzaakt. Vermoedelijk vanwege de adrenaline voelde klager op dat moment weinig tot geen pijn. Klager is onderzocht door een arts van het Nederlands Forensisch Instituut en deze arts heeft zijn letsel geconstateerd. De eerste keer dat er naar de klachten van klager is gekeken, is er een echografie gemaakt. Dankzij de fysiotherapeut zijn daarna nog röntgenfoto’s van zijn onderrug en zijn stuitje gemaakt. De fysiotherapeut had een vermoeden dat klager iets had gebroken. Uiteindelijk is tegen klager gezegd dat er geen afwijkingen gevonden konden worden.

Vanwege de ernst van het letsel, heeft klager tweeëneenhalve maand niet op zijn stuitje kunnen zitten. Hij heeft gevraagd om valium of morfine, maar heeft enkel paracetamol gekregen. Hij heeft dat acht keer per dag moeten slikken. Dat heeft hem niet geholpen. Het lukt klager nog steeds niet om op zijn zij te liggen. Hem is geadviseerd om een handdoek tussen zijn knieën te doen tijdens het slapen. Dit heeft niet geholpen.

In maart 2020 kon klager terecht bij een fysiotherapeut. De fysiotherapeut heeft tegen klager gezegd dat hij misschien een slijmbeursontsteking heeft. Klager heeft toen een injectie gekregen en dat heeft hem geholpen. Vijf weken later is de pijn weer teruggekomen, maar dan aan de andere kant van zijn zij en die pijn voelt hij nog steeds. Klager heeft daar niet over geklaagd, omdat hij het zat is om over dit soort dingen te klagen.

In april en mei 2020 heeft klager, met veel moeite, ibuprofen gekregen, maar de pijn bleef. Niet veel langer is aan hem tramadol voorgeschreven. Klager is hier erg misselijk en vermoeid van geworden en heeft moeten overgeven en braken. Klager heeft gevraagd of hij de bijsluiter mocht lezen. In de bijsluiter staat dat deze medicatie niet goed is voor de maag. Klager heeft een zware buikoperatie ondergaan. Hij had een buikhernia en diverticulitis. Klager mag daarom helemaal geen tramadol slikken.

Het zitten gaat, maar als hij begint te lopen, krijgt hij last van zijn onderrug met pijnscheuten tot boven in zijn rug. Het koken lukt hem niet meer. Klager kan zich na verloop van tijd niet meer bewegen en moet dan gaan zitten. Het voelt alsof er een spier of zenuw klem zit in zijn rug. Klager duwt vervolgens met zijn knokkels in zijn rug, om zo de pijn te verminderen. Klager probeert elke dag een uur te luchten. De rest van de dag zit hij in zijn cel.

Klager heeft ook al een tijd last van rectaal bloedverlies. Hij heeft daar echter geen pijn van. Klager merkt het soms als hij naar het toilet is geweest. De ene keer is de kleur van het bloed donker, de andere keer licht. Het gaat hem in deze zaak echter met name om zijn onderrugklachten.

Klager krijgt op dit moment geen enkele behandeling meer, ook geen fysiotherapie. De fysiotherapeut kan niets meer voor hem betekenen. De medische dienst kwam langs en zei dat hij pijnstillers kan krijgen en buikspieroefeningen kan doen. Klager is nu al tien maanden verder en zit de gehele dag op zijn stoel. Er valt niet met de medische dienst te praten. Zij doen er alles aan om klager binnen de EBI te houden. Binnen de EBI is er niet zoiets als een MRI-scan of de mogelijkheid tot het doen van uitgebreid röntgenonderzoek. Er is niet tegen klager gezegd wat de redenen precies zijn dat er geen aanvullend röntgenonderzoek heeft kunnen plaatsvinden. Op de binnenplaats van de EBI is een speciale verhoorkamer gemaakt. Er wordt van alles in werking gesteld om hem binnen de EBI te houden.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft niet gereageerd op het beroepschrift.

 

3. De beoordeling

Ontvangst mededeling medisch adviseur

De beroepscommissie stelt vast dat de medisch adviseur van zijn bevindingen twee mededelingen heeft opgesteld: één van 21 februari 2020 en één van 24 juni 2020. Namens klager is op 26 juni 2020 beroep ingesteld.

Ingevolge artikel 30, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de bevindingen van de medisch adviseur worden ingediend.

Ter zitting is door en namens klager aangevoerd dat klager en zijn raadsman het bemiddelingsverslag van 21 februari 2020 niet hebben ontvangen en dat zij alleen een afschrift van de mededeling van 24 juni 2020 hebben ontvangen.

De beroepscommissie heeft geen redenen om aan de juistheid van deze stellingen te twijfelen. Het dossier biedt ook geen aanknopingspunten dat klager het bemiddelingsverslag van 21 februari 2020 – anders dan in het kader van deze procedure – heeft ontvangen. De beroepscommissie gaat er dus vanuit dat alleen de mededeling van 24 juni 2020 aan klager is uitgereikt. Omdat de raadsman namens klager binnen zeven dagen na ontvangst van die mededeling het beroepschrift heeft ingediend, heeft klager tijdig beroep ingesteld. 

 

Waartegen is het beroep gericht?

Volgens het namens klager ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 24 juni 2020. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.

 

Reikwijdte van het beroep

De beroepscommissie stelt vast dat in beroep voor het eerst wordt geklaagd over rectaal bloedverlies. De klacht gaat niet over dit onderwerp. Rectaal bloedverlies valt daarmee buiten de reikwijdte van het beroep. Wat in beroep daarover is aangevoerd zal de beroepscommissie daarom verder niet bespreken. Overigens heeft klager ter zitting van de beroepscommissie verteld dat hij van dit bloedverlies geen (pijn)klachten ondervindt en dat wat hem betreft het beroep met name op zijn onderrugklachten betrekking heeft.

 

Termijn afdoening bemiddeling door de medisch adviseur

Artikel 29, vierde lid, van de Pm bepaalt dat de medisch adviseur ernaar streeft binnen vier weken een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te bereiken.

Namens klager is aangevoerd dat die termijn met het bemiddelingsverslag van 24 juni 2020 ruimschoots is overschreden.

De termijn van artikel 29, vierde lid, van de Pm is inderdaad overschreden. De wet verbindt aan overschrijding van die termijn echter geen gevolgen. De beroepscommissie volstaat daarom met de constatering dat het bemiddelingsverslag van 24 juni 2020 buiten de termijn van artikel 29, vierde lid, van de Pm tot stand is gekomen en is bekend gemaakt. 

 

Handelen van de inrichtingsarts

Op basis van het dossier en wat ter zitting is besproken, is het beroepschrift beperkt tot de onderrugklachten. Klager vindt dat eerder nader (röntgen)onderzoek had moeten worden gedaan.

Klager is vanuit (…) overgebracht naar Nederland en op 19 december 2019 ingesloten in de EBI. In de EBI is vastgesteld dat klager letsel heeft opgelopen. Klager heeft verklaard, zo volgt uit het verslag van het diezelfde dag uitgevoerde forensisch-medisch onderzoek, dat bij zijn aanhouding en tijdens zijn detentie in (…) geweld tegen hem is gebruikt. Klager ondervindt daarvan nog steeds de lichamelijke gevolgen.

Klager heeft op 19 december 2019 ook een medische intake ondergaan. Vanwege het geconstateerde letsel, is klager uitgebreid onderzocht door een justitieel geneeskundige. In februari 2020 is voor klagers rugklachten fysiotherapie opgestart. Daarnaast is meermalen geprobeerd de pijn te verlichten, door aan klager pijnstilling voor te schrijven. De noodzaak om ten tijde van de indiening van de klacht – 3 februari 2020 – nader diagnostisch onderzoek te doen naar klagers (onder)rugklachten in de vorm van röntgenonderzoek, is de beroepscommissie op basis van de stukken en wat ter zitting is besproken niet gebleken. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager voor zijn (onder)rugklachten de zorg gekregen die van de inrichtingsarts en de medische dienst mocht worden verwacht. Het is te begrijpen en niet onzorgvuldig dat op dat moment eerst nog is afgewacht of het ingezette beleid met fysiotherapie en pijnstilling het gewenste effect zou hebben. Pas als de klachten zouden aanhouden of toenemen was er een reden om klager eventueel door te verwijzen voor verder medisch specialistisch onderzoek.

Klager heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat hij bij de fysiotherapeut is uitbehandeld, dat pijnstilling niet genoeg helpt – ook omdat hij geen tramadol kan slikken – en dat hij nog steeds onderrugklachten heeft, in die zin dat hij pijnklachten heeft bij het lopen en liggen.

Uit het dossier en de behandeling ter zitting is niet gebleken dat er een behandelplan is voor klagers rugklachten. Het is dus ook niet duidelijk welke behandelinterventies in de toekomst eventueel aan klager worden aangeboden of op welke manier hij nu en in de toekomst aan zijn chronische rugpijnklachten zal worden geholpen. Als een dergelijk behandelplan er inderdaad niet is, ligt het naar het oordeel van de beroepscommissie in de rede dat de medische dienst hiervoor alsnog in overleg met klager zal zorgen. 

Ondanks het mogelijk ontbreken van een behandelplan voor klagers rugklachten en gelet op het voorgaande, kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Pm. Klagers (onder)rugklachten zijn serieus genomen en klager is regelmatig gezien door de inrichtingsarts. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 5 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uitmr. drs. N.C. Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven