Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3138/GB, 13 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/3138/GB

Betreft: [klager] datum: 13 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. J.P.C.M. van Es, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de afwijzing van het voorstel om klager op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw te plaatsen in De Remise van de Stichting Parnassia te Zoetermeer, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 9 september 2004 gedetineerd. Hij verblijft sinds 8 juni 2006 op de Verslaafden Begeleidingsafdeling (v.b.a.) van de gevangenis Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Het beroep tegen de bestreden beslissing is namens klager als volgt toegelicht.
Tussen klager, de directeur van de P.I. en de reclassering is een convenant gesloten voor het strafrestant dat klager na het verstrijken van de SOV nog had openstaan. Klager zou deze periode door kunnen brengen in De Remise, zodat invulling kan worden
gegeven aan de resocialisatie welke eigenlijk al in het kader van de SOV had moeten plaatsvinden. Dit convenant is aan de selectiefunctionaris voorgelegd maar die heeft het voorstel afgewezen.

Het is juist dat klager na een verlof is ontvlucht en vervolgens is teruggevallen in middelengebruik en criminaliteit. Deze terugval is ten dele voortgekomen uit de psychische gesteldheid van klager. De psychiater van de Forensische polikliniek achtte
het echter geen probleem om klager in De Remise te plaatsen.

Klager zou al op 22 augustus 2006 in het programma van De Remise worden geplaatst. Vanwege een aanscherping van de regels ging dit niet door. Klager heeft daarin berust omdat hem door de directeur al was toegezegd dat hij het nog openstaande
strafrestant na afloop van de SOV in de Remise zou mogen doorbrengen. Het zou zeer onbillijk zijn tegenover klager als hij niet alsnog naar de Remise zou mogen gaan. De afspraken die zijn gemaakt tussen klager, de directeur van de P.I. en de
reclassering kunnen niet zomaar terzijde worden geschoven. Er is dan ook sprake van een beslissing die in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. Zo is de beslissing in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het
vertrouwensbeginsel.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft twee jaar lang de tijd gehad om tot een verbetering te komen maar dat is hem binnen de SOV niet gelukt. Daarom heeft de selectiefunctionaris nu geen vertrouwen in een plaatsing in De Remise. Klagers plaatsing in De Remise op 22 augustus
2006 ging niet door vanwege een aanscherping van de regels omtrent extramurale plaatsing: SOV-ers die binnen de maatregel een delict hebben gepleegd, komen niet in aanmerking voor extramurale plaatsing. Hierna is er een constructie bedacht om klager
tóch geplaatst te krijgen, op basis van artikel 43, derde lid, van de Pbw. Deze constructie is bedacht omdat het kennelijk niet ‘fair’ gevonden werd dat klager niet binnen de SOV in De Remise geplaatst kon worden. Het leek de selectiefunctionaris
echter
niet consequent om klager nu in De Remise te plaatsen louter op grond van het feit dat zijn
SOV-periode achter de rug is en zijn gedrag de laatste periode op de v.b.a. wat meer acceptabel is dan voorheen. Klager zou dit gedrag voort moeten weten te zetten op de v.b.a.-afdeling in Zoetermeer, welke afdeling specifiek is ingericht op zijn
problematiek.

4. De beoordeling
4.1. De Remise is een woonbegeleidingsprogramma van 6 maanden voor reclassanten met als doel de reclassant in staat te stellen om zelfstandig te wonen en te werken, zonder daarbij terug te vallen in drugsgebruik en criminaliteit.

4.2. Artikel 43, derde lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur zorg draagt voor overbrenging van de gedetineerde naar de daartoe bestemde plaats, indien de sociale verzorging en hulpverlening dit noodzakelijk maken en een dergelijke overbrenging
zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Volgens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1994-1995, 24263, nr. 3, p. 63) staat in dit artikellid het recht op sociale verzorging en hulpverlening van de gedetineerde voorop. Het ziet op de niet medisch geïndiceerde overbrenging van een
gedetineerde. Te denken valt aan het volgen van een ambulante of klinische therapie. Het kan dus gaan om een regelmatig bezoek aan een RIAGG maar ook om een langduriger verblijf in een verslavingskliniek. Naarmate hiervoor minder een strikt medische
indicatie bestaat wordt de bevoegdheid voor de directeur om de noodzaak af te wegen tegen de risico’s van de overbrenging groter.

4.3. De beslissing tot plaatsing in De Remise behoort tot de bevoegdheid van de directeur. Dat betekent dat klager niet in zijn bezwaar ontvangen had mogen worden. De beroepscommissie legt daarop het verzoek tot plaatsing in de Remise voor aan de
directeur van de gevangenis/ ISD Zoetermeer.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beslissing en legt het verzoek tot plaatsing in De Remise ter verdere behandeling voor aan de directeur van de gevangenis/ ISD Zoetermeer.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 13 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven