Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6582/GB, 28 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6582/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 28 oktober 2020

   

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een huis van bewaring (HVB) in de Randstad.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 31 maart 2020 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. G.A.J. Purperhart, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt dat de bestreden beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hij kan zich niet verenigen met de beslissing van verweerder en de gronden van deze beslissing. De gevolgen van de bestreden beslissing zijn voor hem onevenredig. Klager wenst te worden gehoord en verzoekt om een financiële tegemoetkoming. 

 

Standpunt van verweerder

Klager verblijft sinds 6 januari 2020 in detentie op verdenking van ontvoering en mishandeling. Hij staat vermeld op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst). Klagers einddatum is op dit moment bepaald op 3 juli 2020.

  Klagers verzoek is afgewezen, omdat zolang de coronamaatregelen voor het gevangeniswezen gelden alleen in uitzonderlijke en spoedeisende situaties overplaatsingen uitgevoerd zullen worden om verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk tegen te gaan. In klagers geval is er geen reden om af te wijken van dit uitgangspunt.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Uit klagers registratiekaart blijkt dat hij per 15 september 2020 in het HVB van de locatie De Schie te Rotterdam is geplaatst. In beginsel zou klager daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Klagers einddatum is - zo blijkt uit zijn registratiekaart - op dit moment bepaald op 1 december 2020. 

De beroepscommissie is van oordeel dat voor de afwijzing van een verzoek om horizontale overplaatsing niet meer zonder meer kan worden volstaan met de verwijzing naar het beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) om horizontale overplaatsingen categoraal af te wijzen, nu bezoek in de inrichtingen van DJI weer mogelijk is. De coronamaatregelen kunnen ook nu nog wel een rol spelen bij de afwijzing, maar er dient ook rekening te worden gehouden met de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en met de belangen van de gedetineerde (vergelijk onder meer RSJ 11 september 2020, R 20/6609/GB).

Het dossier als geheel vormt evenwel onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat klager zou moeten worden overgeplaatst. De beroepscommissie onderbouwt dat als volgt.

Klager wilde overgeplaatst worden vanwege het makkelijker kunnen ontvangen van bezoek, waaronder bezoek van zijn raadsman. Uit het selectieadvies van 13 maart 2020 van de locatie Roermond komt naar voren dat klager op de GVM-lijst is geplaatst met de status ‘verhoogd’. Om die reden kon hij niet in iedere inrichting geplaatst worden. Daarnaast komt uit het selectieadvies naar voren dat klager niet verstoken was van bezoek. Het multidisciplinair overleg heeft negatief geadviseerd over klagers overplaatsing. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 28 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven