Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2595/STB, 2 november 2005, schorsing
Uitspraakdatum:02-11-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2595/STB

betreft: [klager] datum: 2 november 2005

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de Minister van Justitie
(Minister), inhoudende plaatsing van verzoeker in de longstay voorziening van het F.P.C. Veldzicht te Balkbrug.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 27 oktober 2005 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de Minister van 28 oktober 2005, ontvangen op 31 oktober 2005.

1. De standpunten
Verzoeker meent dat het besluit van de Minister van 12 oktober 2005 prematuur is omdat op 24 oktober 2005 het hoger beroep diende voor de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem in verband met de laatste verlenging van de tbs-maatregel door de
rechtbank Breda met 1 jaar. De uitspraak is vastgesteld op 7 november 2005. In afwachting van deze uitspraak is de vordering tot (hernieuwde) verlenging van de tbs-maatregel aangehouden tot 22 november 2005.
De klinieken waar verzoeker heeft verbleven hebben geen oog gehad voor de na het rapport van het PBC van 2 juni 1994 uitgevoerde contra-expertises en die op zijn minst aantonen dat verzoeker geen stoornis heeft en niet delictgevaarlijk is.
In het rapport van Dr. A. Eppink van 30 juni 2004 wordt - kort samengevat - geconcludeerd dat verzoeker tijdens het onderzoek niet lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens. Er zijn verder geen
aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis, wanneer de culturele achtergrond in aanmerking wordt genomen. Verzoeker is geen gevaar voor zichzelf, voor anderen en/of de algemene veiligheid van personen en goederen. Herhaling van het delict kan
verminderd worden door middel van psychotherapeutische begeleiding.
In het rapport van Prof.dr. J.T.V.M. de Jong van 16 november 2003 wordt – kort samengevat – geconcludeerd dat de taxatie van de recidive op grond van de as II diagnose van een ‘paranoïde en narcistische persoonlijkheidsstoornis’ vanuit het perspectief
van de transculturele psychiatrie onhoudbaar is. De vervolgens gestelde diagnose van ‘schizofrenie’
en ‘waanstoornis’ is eveneens onhoudbaar. Waarschijnlijk is het delict in een toestand van een lichte schemer gepleegd. De handelwijze is mogelijk in strijd met een door Nederland ondertekend internationaal verdrag inzake de rechten van de mens,
doordat: verzoeker voor een periode van negen jaar ter beschikking wordt gesteld op grond van onhoudbare diagnoses; hij gedurende deze periode niet éénmaal aan een gedegen persoonlijkheidsonderzoek wordt onderworpen; de forensisch deskundigen niet in
staat zijn een eensluidende as I diagnose te stellen, en zij hun predictieve uitspraken niet kunnen baseren op enig wetenschappelijk onderzoek. Deze praxis druist in tegen alle principes van de moderne geneeskunde. De rapporteur adviseert de tbs met
onmiddelijke ingang op te heffen en verzoeker te adviseren om na afloop van zijn detentie in contact te treden met ambulante hulpverlening.
In het onderzoeksrapport van Prof.dr. C. de Ruiter van 1 september 2004 wordt – kort samengevat – geconcludeerd dat het recidiverisico gering is. Verzoeker zou kunnen profiteren van een geleidelijke terugkeer in de maatschappij, bijvoorbeeld in het
kader van een voorwaardelijke beëindiging van de tbs.
Verder verwijst de raadsman van verzoeker voor de beeldvorming van de zaak naar de in het kader van het hoger beroep verlenging tbs-maatregel op 24 oktober 2005 door de raadslieden van verzoeker overgelegde pleitnotities.

Namens de Minister is aangegeven dat de tbs van verzoeker op 1 oktober 1996 is aangevangen. Op 10 mei 1999 is verzoeker opgenomen in het FPC Veldzicht. Aangezien verzoeker weigert mee te werken aan zijn behandeling en zijn delict volledig ontkent, komt
de behandeling nauwelijks van de grond. Omdat er totaal geen samenwerking of behandelperspectief is, is verzoeker overgeplaatst naar De Kijvelanden. Op 8 december 2004 heeft verzoeker een longstay indicatie gekregen. Vanwege bekendheid met een
personeelslid en ter vermijding van contact met (ex) familieleden aldaar is verzoeker overgeplaatst naar de Pompekliniek. Vanaf 14 juli 2005 verblijft verzoeker op een reguliere afdeling van de Pompekliniek. De verwachting is dat verzoeker op 21
november 2005 op de longstay-afdeling van het FPC Veldzicht zal worden geplaatst.
Het argument dat de beslissing prematuur is in verband met het lopende hoger beroep tegen de verlenging van de tbs-maatregel is niet steekhoudend. Uitspraken over verlengingen van de tbs-maatregel kunnen, met het oog op de capaciteitstekorten en
beoogde
doorstroom, niet worden afgewacht. Verzoeker zal zeer waarschijnlijk na de uitspraken van het Hof Arnhem en de rechtbank Breda worden geplaatst. Een spoedeisend belang is derhalve niet aanwezig.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de Minister slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom
slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, met name gelet
op het met bijlagen onderbouwde beroepschrift, wel het geval.
De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat er nog geen beslissing is genomen door het Hof in Arnhem op het eveneens welonderbouwde beroep tegen de laatste verlenging van de tbs-maatregel door de rechtbank Breda en dat de vordering tot de volgende
verlenging wordt behandeld op 22 november a.s.. Tevens ziet de voorzitter ook gezien de inhoud van de overgelegde rapportages van de diverse deskundigen aanleiding het schorsingsverzoek toe te wijzen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 2 november 2005

secretaris voorzitter

Naar boven