Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1806/GA, 18 oktober 2005, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1806/GA

betreft: [klager] datum: 18 oktober 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 juli 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) De Grittenborgh te Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 september 2005, gehouden in de locatie Zwolle, is klager gehoord.
De directeur van het h.v.b. De Grittenborgh is zonder bericht niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van 14 dagen, wegens het gebruik van fysiek geweld jegens het personeel.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er staan onwaarheden in het verslag. Het is als volgt gegaan. Klager zat een straf uit in zijn eigen cel. Iemand had een sigaret op het luikje van zijn celdeur gelegd. Normaal als klager om een sigaretje vraagt, krijgt hij dat, maar die dag ineens
niet.
De etenskar moest er langs en dan gaat de celdeur helemaal open tot aan de muur. Klager wilde de sigaret van het luikje pakken, maar piw-ster [A] stond in de deuropening en ze zei dat klager zijn cel niet uit mocht. Klager wilde toch die sigaret pakken
en stak zijn arm naar buiten. Hierop flipte [A]. Piw-ster [B] kwam erbij en [A] riep dat ze op het alarm moest drukken. Maar [B] vond dat niet nodig en zei dat [A] klager in zijn cel moest doen. Er was ook helemaal niets aan de hand. Toen kwam piw-er
[C] er ook bij en vroeg wat er was gebeurd. Klager stond ondertussen in zijn cel en nam vlug een trekje van de sigaret. Piw-er [C] heeft die sigaret toen met geweld van klager afgepakt. Voor de directeur was het verhaal ineens dat klager een slaande
beweging had gemaakt. Dat is helemaal niet waar. Klager heeft alleen de sigaret willen pakken. Het is een opgeblazen incident. De situatie is uit de hand gelopen en dat had niet gehoeven. Klager is meteen naar de isoleercel gebracht en heeft niet meer
op zijn eigen cel gezeten. De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, maar dat klopt niet. Klager heeft het klaagschrift ingediend toen hij in de isoleercel zat en weet zeker dat hij een handtekening heeft gezet.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard omdat het klaagschrift niet is voorzien van de handtekening van klager dan wel van een gegeven volmacht.
In artikel 61 van de Pbw staan voorschriften omtrent de wijze van indiening van een klaagschrift en de voorwaarden waaraan een klaagschrift moet voldoen. Ingevolge lid 3 van dat artikel vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing
waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Op het ongedateerde klaagschrift van klager staat zijn naam, de datum van de beslissing van de directeur waartegen het beklag is gericht en een uitgebreide motivering van de klacht. Gelet hierop
voldoet het klaagschrift aan de in de wet gestelde voorwaarden en dient klager alsnog ontvankelijk in zijn klacht te worden verklaard. De beroepscommissie zal het beklag inhoudelijk beoordelen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager op 3 mei 2005 naar aanleiding van het incident door het personeel in de isoleercel is geplaatst. De straf is eerst op 5 mei 2005 te 10.45 uur ingegaan omdat er nog een disciplinaire straf liep. Dit betrof
echter
een straf van 3 dagen opsluiting op de eigen cel. Klager heeft derhalve vanaf 3 mei 2005 tot 5 mei 2005 10.45 uur zonder geldige titel in de isoleercel verbleven. Het beklag is in zoverre gegrond.
De beroepscommissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat sprake is geweest van een incident dat nodeloos is geëscaleerd. Zij acht niet aannemelijk dat klager daadwerkelijk geweld heeft gebruikt jegens het personeel en acht de opgelegde
disciplinaire straf dan ook te hoog. Volstaan had kunnen en moeten worden met een straf van opsluiting in de strafcel voor de duur van 7 dagen. Voor de door klager ten onrechte ondergane 7 dagen strafcel zal de na te noemen tegemoetkoming worden
bepaald.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond voorzover het klagers plaatsing in de isoleercel van 3 mei 2005 tot 5 mei 2005 10.45 uur en de hoogte
van de disciplinaire straf betreft en verklaart het beklag voor het overige ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 18 oktober 2005

secretaris voorzitter

Naar boven