Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1150/GA, 15 augustus 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1150/GA

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 april 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juli 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn klager en [...], unit-directeur bij de locatie Zwolle gehoord. Naar aanleiding van hetgeen ter zitting van 11 juli 2005 naar voren is gebracht, heeft de
beroepscommissie de verdere behandeling van het beroep aangehouden tot de zitting van 22 juli 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, alwaar klager is gehoord. De directeur van de locatie Zwolle heeft een schriftelijke toelichting gezonden
en aangegeven niet ter zitting van 22 juli 2005 te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet opnemen van de inhoud van een tweetal aan klager aangezegde verslagen en/of meldingen in het penitentiair dossier (Pendossier).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ter zitting van 11 juli 2005:
Toen ik werd overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting Vught, vroeg ik inzage in mijn
Pendossier. Daarbij bleek dat in dat dossier het bestaan van een tweetal verslagen werd vermeld, ondermeer terzake van bedreiging van een personeelslid. De inhoud van die verslagen was niet opgenomen in het Pendossier. Toen er een celinspectie werd
gehouden, hoorde ik dat er melding zou zijn gedaan van een bedreiging van een personeelslid. Mij is toen verslag aangezegd. Ik ben nooit gehoord naar aanleiding van dat verslag. Ik heb dat verslag dus ook nooit gezien. Het tweede verslag zou gaan over
werkweigering. Dat kan niet. Ik verbleef in het huis van bewaring en daar ben je niet verplicht om te werken. Als ik van de inhoud van de verslagen kennis kan nemen, dan ben ik ten aanzien van dit onderdeel van mijn klacht tevreden gesteld. Daarnaast
wil ik ook nog dat, indien de verslagen onjuist zijn, de melding daarvan uit het Pendossier verwijderd wordt.

Ter zitting van 22 juli 2005:
Ik weet dat er in het Pendossier melding wordt gemaakt van twee verslagen. Eén van die verslagen betreft een bedreiging van personeel. Dat verslag is mij aangezegd bij een celinspectie. Toen werd gezegd dat ik, als ik de inhoud wilde weten, maar moest
kijken in mijn Pendossier. Ik heb van dat verslag verder nooit meer iets gehoord. Ik ben niet overgeplaatst in verband met die verslagen, maar ter voorbereiding van mijn overplaatsing naar een Tbs-kliniek. Ik ben bang dat ik in de Tbs-kliniek last kan
krijgen van die vermeldingen.

De directeur heeft ter zitting van 11 juli 2005 zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt- zakelijk weergegeven - toegelicht.
Eén en ander bevreemdt mij. Op zich is het zo dat een gedetineerde aan wie verslag wordt aangezegd, de inhoud van dat verslag niet te lezen krijgt, tenzij hij in beklag gaat. Kennelijk is klager tegen deze verslagen dus niet in beklag gegaan. De inhoud
van die verslagen had echter wel in het Pendossier opgenomen moeten worden. Mogelijk is de inhoud in het inrichtingsdossier terecht gekomen. Ik zal op zoek gaan naar de betreffende verslagen en die aan klager doen toekomen. Daarbij maak ik wel het
voorbehoud, dat het in dat geval geen zogenaamde verboden informatie mag betreffen die niet aan klager bekend gemaakt mag worden. Als dat zo is, zal ik dat aan klager melden. Verder zal ik een afschrift van de betreffende verslagen c.q. de melding
omtrent de ‘verboden’ inhoud aan de beroepscommissie toegezenden.

In zijn schrijven van 20 juli 2005 heeft de directeur nog het volgende aangevoerd. Door het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de inrichting is nader onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van de betreffende verslagen of meldingen. Daaruit is
gebleken dat er geen stukken aanwezig zijn. Dat wil niet zeggen dat die verslagen niet opgemaakt zijn, maar enkel dat deze niet meer traceerbaar zijn. De genoemde verslagen in het register van het Pendossier mogen daarom niet worden gebruikt voor een
selectiebeslissing. Voorzover hem bekend, is dat niet gebeurd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de beslissing van de beklagcommissie. Op grond van het bepaalde in artikel 37, eerste lid aanhef en onder f van de Penitentiaire maatregel (Pm) worden in het Pendossier (ondermeer) opgenomen kopieën van
strafrapporten, meldingen van bijzondere voorvallen en interne meldingen. Uit de tekst van de Pm valt op te maken dat de wetgever bedoeld heeft dat de integrale tekst van dergelijke stukken in het Pendossier wordt opgenomen en dat niet kan worden
volstaan met de enkele vermelding daarvan in de inhoudsopgave. Klager heeft gevraagd om inzage van zijn Pendossier en toen is gebleken, naar de directeur heeft erkend, dat in klagers Pendossier enkel staat vermeld dat klager een tweetal verslagen
aangezegd heeft gekregen zonder dat de inhoud daarvan in het dossier is terug te vinden, zodat niet is voldaan aan een in artikel 37 van de Pm opgenomen verplichting. Het recht op inzage van een dossier heeft betrekking op een volledig dossier, zoals
hiervoor is overwogen. Aan die aanspraak van klager is tekort gedaan, hetgeen aan de directeur moet worden toegerekend en waar beklag en, onder omstandigheden, beroep tegen kan worden ingesteld. Klager had mitsdien ontvankelijk moeten worden verklaard
in zijn beklag. Dat brengt mee, dat zijn beroep gegrond is; zijn beklag moet alsnog gegrond worden verklaard.

Nu vooralsnog niet aannemelijk is dat klager enig nadeel heeft ondervonden van het nalaten van de directeur, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het vaststellen van een tegemoetkoming.

De beroepscommissie merkt tenslotte nog op, dat voor de verwijdering van stukken uit een dossier een andere procedure is voorgeschreven, maar dat haar om praktische redenen gewenst voorkomt, dat de directeur bevordert, dat de betreffende vermeldingen
uit het Pendossier worden verwijderd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag alsnog gegrond, maar kent geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 augustus 2005

secretaris voorzitter

Naar boven