Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6387/GV, 27 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6387/GV

    

           

Betreft [klager]

Datum 27 oktober 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 10 maart 2020 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met het standpunt dat hij vluchtgevaarlijk zou zijn. Daarnaast zijn de gronden waarop de beslissing is gebaseerd niet juist.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft aangegeven dat de rapportage niet zou kloppen. Verweerder verwijst integraal verwezen naar de argumenten die staan vermeld in de bestreden beslissing

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de PI Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 23 december 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens betrokkenheid bij overvallen. Daarnaast dient hij vijf subsidiaire hechtenissen van in totaal 29 dagen te ondergaan. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 20 januari 2021.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de risico’s op recidive en het onttrekken aan de voorwaarden nog hoog worden ingeschat. Daarnaast is klager op 2 januari 2020 disciplinair gestraft en is er een ernstig vermoeden van betrokkenheid bij drugshandel.

Uit het ‘Advies Vrijheden IZ Algemeen Verlof’ van 3 maart 2020 volgt het navolgende. Klagers naam wordt bijna bij iedere calamiteit/íeder incident genoemd. De incidenten betreffen (onder andere) drugshandel, bedreigingen, fysieke agressie en afpersing. Klager wordt als één van de ‘grote mannen’ gezien. Deze vermoedens werden bevestigd tijdens een incident in januari 2020 waarbij klager een reiniger verantwoordelijk hield voor ingenomen drugs. De reiniger diende klager geld te betalen en anders zou klager hem neersteken of ervoor zorgen dat hij zou worden neergestoken. Deze dreigingen werden kracht bijgezet doordat klager hem later een klap heeft gegeven en nogmaals verbaal heeft bedreigd.

Weliswaar is door de inrichting waar klager momenteel verblijft begin maart 2020 gerapporteerd dat klager positief gedrag vertoont, maar deze gedragsverandering was pas ingezet, zodat deze verandering heeft te gelden als te recent om van doorslaggevende betekenis te kunnen zijn. Daarnaast was klager nog niet gestart met de interventies van het verdiepingsonderzoek. Uit de stukken is niet duidelijk geworden of en zo ja wanneer klager daar vervolgens een aanvang mee heeft gemaakt.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormden voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigden. Gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, onder d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 27 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven