Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0192/TA, 9 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/192/TA

betreft: [klager] datum: 9 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 januari 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting[...], manager patiënteneenheid. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering om met ingang van 30 oktober 2004 in de weekends de door de inrichtingskeuken bereide warme maaltijd aan klager op de afdeling te verstrekken.

De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Langere tijd zijn er problemen over het eten in het weekend. Het is gebruikelijk dat een sociotherapeut de pannen ophaalt uit de keuken en dezelfde dag vuil terugbrengt, maar uit gemakzucht brengt men deze niet terug. Klager heeftwegens vaatproblemen een vetarm dieet, eet derhalve niet mee met het op de afdeling bereide eten en krijgt zijn eten in een pan, welke hij leeg teruggeeft. In genoemde periode liep klager zeer moeilijk. Inclusief het noodzakelijkerusten deed hij er 20 minuten over om de pan in de keuken op te halen. De voor dit doel verstrekte interne verlofpas heeft hij teruggegeven. Anders dan de namens het hoofd van de inrichting gestelde 150 meter is de afstand naar dekeuken ongeveer 400 meter. De medische dienst weet dat hij op krukken heeft gelopen, maar is niet op de hoogte van zijn beperkingen. Klager beschikt niet over een medische verklaring terzake van verantwoord door klager af te leggenloopafstanden, maar bekend is dat hij lang niet heeft mogen en kunnen werken. Ook nu nog gaat hij wegens zijn beperkingen niet naar de luchtplaats om rondjes te lopen, hoewel hij nu vermoedelijk de afstand naar de keuken wel zoukunnen overbruggen.
Met het onderhavige geschil heeft te maken de miskenning van klagers vaatproblematiek, waardoor een been van klager geamputeerd dreigde te moeten worden en waarvoor een letselschadeadvocaat de inrichting en de huisarts aansprakelijkheeft gesteld. De inrichting zag in klagers houding een poging tot het behalen van ziektewinst; hij was echter in die herstelperiode fysiek niet tot het gevraagde in staat.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gebleken is dat er van alles met klagers been aan de hand is geweest. De door klager ervaren pijn is niet door een ander vast te stellen. Aanvankelijk is de inrichting hem tegemoet gekomen in zijn beperkingen. Op verzoek van de stafheeft de medische dienst contact gezocht met de behandelend specialist. Deze laatste achtte veel bewegen van belang voor klagers herstel en de doorbloeding van zijn benen. Gelet op klagers bezoek in die tijd aan een medepatiënt opeen andere afdeling kon hij ook naar de keuken lopen. Twee weken geleden samen op de gang was klager nauwelijks bij te benen.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 42, eerste lid, Bvt, voorzover in beroep van belang, draagt het hoofd van de inrichting zorg dat aan verpleegden voeding wordt verstrekt. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het (vermeend) nietbetrachten van een zorgplicht door het hoofd van de inrichting beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt, ingeval daardoor een in de wet of regelgeving neergelegd recht wordt geschonden. De wijze van betrachtenvan een zorgplicht is krachtens artikel 56, vierde lid, Bvt niet beklagwaardig.
De klachten zijn gericht tegen de weigering om met ingang van 30 oktober 2004 in de weekends de door de inrichtingskeuken bereide warme maaltijd aan klager op de afdeling te verstrekken, welke weigering tevens de verplichting voorklager inhoudt om zijn warme maaltijd zelf in de keuken op te halen en de pannen schoon terug te brengen. Klager achtte zich in de onderhavige periode fysiek niet daartoe in staat en is van oordeel dat het hoofd van de inrichtingaldus geen uitvoering aan zijn zorgplicht ex artikel 42, eerste lid, Bvt geeft.
Op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde komt de beroepscommissie tot de slotsom dat klagers klachten betrekking hebben op de wijze van uitvoering van genoemde zorgplicht en geen beslissing betreffen die een beperkinginhoudt van een recht dat klager op grond van enige van toepassing zijn regelgeving toekomt. Het beklag moet - zoals de beklagcommissie heeft beslist - dan ook niet-ontvankelijk worden geacht. Het beroep zal derhalve ongegrondworden verklaard.
De beroepscommissie merkt nog op dat zij in het geval van klager onder voornoemde omstandigheden voor de medische dienst een meer bemiddelende rol ziet weggelegd dan die zoals namens het hoofd van de inrichting onder 2. gesteld.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg , voorzitter, mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 9 mei 2005

secretaris voorzitter

nummer: 05/192/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 21 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens het hoofd van de Dr. S. van Mesdagkliniek, [...], manager patiënteneenheid.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Langere tijd zijn er problemen over het eten in het weekend. Het is gebruikelijk dat een sociotherapeut de pannen ophaalt uit de keuken en dezelfde dag vuil terugbrengt, maar uit gemakzucht brengt men deze niet terug. Klager heeftwegens vaatproblemen een vetarm dieet, eet derhalve niet mee met het op de afdeling bereide eten en krijgt zijn eten in een pan, welke hij leeg teruggeeft. In genoemde periode liep klager zeer moeilijk. Inclusief het noodzakelijkerusten deed hij er 20 minuten over om de pan in de keuken op te halen. De voor dit doel verstrekte interne verlofpas heeft hij teruggegeven. Anders dan de namens het hoofd van de inrichting gestelde 150 meter is de afstand naar dekeuken op ongeveer 400 meter. De medische dienst weet dat hij op krukken heeft gelopen, maar is niet op de hoogte van zijn beperkingen. Klager beschikt niet over een medische verklaring terzake van verantwoord door klager af teleggen loopafstanden, maar bekend is dat hij lang niet heeft mogen en kunnen werken. Ook nu nog gaat hij wegens zijn beperkingen niet naar de luchtplaats om rondjes te lopen, hoewel hij nu vermoedelijk de afstand naar de keuken welzou kunnen afleggen.
Met het onderhavige geschil heeft te maken de miskenning van klagers vaatproblematiek, waardoor klagers been geamputeerd dreigde te moeten worden en waarvoor een letselschadeadvocaat de inrichting en de huisarts aansprakelijk heeftgesteld. De inrichting zag klagers houding in dezen als het behalen van ziekte winst, maar hij was er in die herstelperiode fysiek niet toe in staat.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Gebleken is dat er van alles met klagers been aan de hand is geweest. De door klager ervaren pijn is niet door een ander vast te stellen. Aanvankelijk is de inrichting hem tegemoet gekomen in zijn beperkingen. Op verzoek van de stafheeft de medische dienst contact gezocht met de behandelend specialist. Deze achtte veel bewegen van belang voor klagers herstel en de doorbloeding van zijn benen. Gelet op klagers bezoek in die tijd aan een medepatiënt op eenandere afdeling kon hij ook naar de keuken lopen. Twee weken geleden samen op de gang was klager nauwelijks bij te benen.

secretaris voorzitter

Naar boven