Onderwerp: Bezoek-historie

Regeling civiele dienstauto’s
Geldigheid:07-04-2015 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Regeling civiele dienstauto’s

 

Vastst./Wijz datum Bron Nummer Wijz. t.a.v. Inwerkingtr. datum
07-04-15DAOGBS201500748507-04-15

 

Referte:

  1. Regeling toewijzing civiele dienstauto’s (Cdau’s) Nr. D 99001167 van 8 april 1999.
  2. Regeling aanwijzing commandanten defensie.
  3. Beleidsregel inzake schadeverhaal defensiepersoneel.

1. Inleiding

Binnen defensie wordt naast de operationele voertuigen gebruik gemaakt van civiel dienstrijtuigen. Onder de civiele dienstrijtuigen van defensie vallen de volgende voertuig groepen:

  • Civiele dienst auto’s (inclusief civiele vrachtauto’s)
  • Bussen
  • Koelwagens
  • Gepantserde vtgn

Deze regeling heeft betrekking op de Cdau’s.

2. Inhoudsopgave

  1. Definities
  2. Normering en Beheer
  3. Indeling en Validatie
  4. Indeling volgens de vigerende regelgeving
  5. Dienstvervoer met chauffeur
  6. Dienstvervoer zonder chauffeur
  7. Cdau militaire attachés
  8. Gebruik cdau ten behoeve van internationale functies
  9. Gebruik cdau t.b.v. niet-defensiemedewerkers
  10. Slotbepaling

3. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  1. Internationaal functiebestand: Een namens de Commandant der Strijdkrachten (CDS) onder verantwoordelijkheid van de Souschef Internationale Militaire Samenwerking (SC-IMS) vastgesteld overzicht van internationale functies, die aan het Commando Dienstencentra (CDC) in administratief beheer zijn overgedragen.
  2. Bevoegd gezag voor de ressorterende dienstreiziger: (1) Binnen de Bestuursstaf, de Secretaris-Generaal. (2) Binnen het CZSK, de Commandant Zeestrijdkrachten. (3) Binnen het CLAS, de Commandant Landstrijdkrachten. (4) Binnen het CLSK, de Commandant Luchtstrijdkrachten. (5) Binnen de KMAR, de Commandant Koninklijke Marechaussee. (6) Binnen de DMO, de Directeur Defensie Materieel Organisatie. (7) Binnen het CDC, de Commandant Commando Dienstencentra. (8) Voor de in het buitenland geplaatste dienstreiziger behorende tot het internationaal functiebestand, de SC-IMS van de Defensiestaf. (9) Voor de in Nederland werkzame defensiemedewerker tijdelijk geplaatst buiten het Ministerie van Defensie, de CDS.
  3. Chauffeurscapaciteit: Capaciteit van één (1) of meerdere personenchauffeurs en/of niet-personenchauffeurs.
  4. Civiele dienstvervoer: Dienstvervoer in de vorm van een civiele dienstauto of een taxi. Vervoer dat van overheidswege of vanwege een buitenlandse mogendheid, een buitenlandse krijgsmacht of een internationale organisatie ter beschikking is gesteld.
  5. Civiele dienstauto: Een personenauto of een bestelauto met een toegestane maximum massa (TMM) minder of gelijk aan 3500 kg (lichte bestelauto), niet zijnde een taxi, die ten behoeve van zakelijk gebruik eigendom is van het Ministerie van Defensie of die vanwege dat ministerie is gehuurd of geleaset en bestemd om door of voor functionarissen van het Ministerie van Defensie te worden gebruikt.
  6. Commandant: De bij ministeriele regeling aan te wijzen functionarissen (zie referte B).
  7. Openbaar vervoer: Is een voor één ieder openstaand personenvervoer per trein, metro, tram, bus, auto, fiets pont, (veer)boot of vliegtuig volgens een dienstregeling, dan wel met de treintaxi.
  8. Diensthoofd: De functionaris die bij Algemeen organisatiebesluit Defensie is belast met de leiding van een dienstonderdeel van het Ministerie van Defensie.
  9. Dienstonderdeel: Het bij Algemeen organisatiebesluit Defensie aangewezen onderdeel van de organisatie van het Ministerie van Defensie.
  10. Dienstreis: De door de commandant aan de dienstreiziger in verband met dienstverrichtingen opgedragen noodzakelijke reis en het daarmee samenhangende verblijf.
  11. Dienstreiziger: (1) De militair, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement of (2) De ambtenaar, bedoeld in artikel 1, van het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie, en
  12. Dienstvervoer: Vervoer dat van overheidswege of vanwege een buitenlandse mogendheid, een buitenlandse krijgsmacht of een internationale organisatie ter beschikking is gesteld.
  13. Hoofd van dienst: Een, onder bevoegd gezag ressorterende functionaris, bevoegd om namens dat bevoegd gezag een dienstreis op te dragen.
  14. Militair attaché: De militair die als attaché namens het Ministerie van Defensie optreedt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland.
  15. Minister: De Minister van Defensie.
  16. Niet-personenchauffeur: Een chauffeur, niet zijnde een personenchauffeur.
  17. Operaties: (1) Een door de Minister als vredesoperaties aangemerkte daadwerkelijke militaire inzet buiten Nederland voor vredesafdwingende of vredeshandhavende taken in internationaal of bondgenootschappelijk verband of een andere door de Minister aangemerkte vorm van daadwerkelijke militaire inzet buiten Nederland. (2) Een door de Minister als Nationale Operatie aangemerkte daadwerkelijke militaire inzet binnen Nederland voor ondersteunende taken met militair materieel en/of personeel. (3) Een door de Minister als humanitaire operatie aangemerkte daadwerkelijke militaire inzet buiten Nederland voor hulpverlenende taken.
  18. Personenchauffeur: de krachtens het Besluit personenchauffeurs Defensie aangewezen ambtenaren die de functie van personenchauffeur uitoefenen, alsmede de krachtens artikel 1 van het Besluit van 3 mei 1989 (Stb. 1989, 194), houdende een nadere werktijd regeling en overwerkvergoeding voor personenchauffeurs aangewezen ambtenaar.
  19. Plaats van tewerkstelling: Een gebouw, gebouwencomplex, terrein of vaartuig, of een andere door de commandant aan te wijzen plaats, waar of van waaruit de dienstmedewerker gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht
  20. Reiziger: Een persoon niet (meer) werkzaam binnen Defensie die een reis maakt ingevolge een uitnodiging of anderszins van of namens de Minister van Defensie.
  21. Validatie: Het koppelen van een middel aan een of meerdere taken op basis van een vastgestelde normering.
  22. Vervoerspool: Een gegroepeerd geheel onder eenhoofdige leiding of beheer van twee (2) of meer civiele dienstauto’s ten behoeve van het accommoderen van een gecumuleerde behoefte aan civiel dienstvervoer eventueel aangevuld met één (1) of meerdere chauffeurs en/of andere wijzen van vervoer.

4. Normering en beheer

  1. Het vaststellen van de kwaliteit van een civiel dienstauto geschiedt door of namens de CDS op basis van het gestelde in de Normering Rijkspersonenauto’s alsmede het gestelde in het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.
  2. Het vaststellen van de kwantiteit aan civiel dienstvervoer geschiedt door of namens de CDS binnen kaders van het bedrijfsmatig vervullen van de behoefte aan als noodzakelijk aangemerkte mobiliteit.
  3. In tegenstelling tot bijvoorbeeld gevechtsvoertuigen wordt de cdau een beperkt aantal jaren door Defensie gebruikt. Het beheer van het voertuigenpark wordt uitgevoerd door het Centraal Wagenpark Beheer (CWB) van het CDC/F&L/VAM. Het beheer van de voertuigen wordt uitbesteed aan een contractpartner, de externe wagenparkbeheerder. Nadien wordt de cdau vervangen waarbij het oude exemplaar wordt verkocht. Defensie streeft ernaar om de cdau zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Dat betekent dat het gebruik aan een aantal regels is onderworpen. Dit zijn: 1) Een Cdau mag alleen gebruikt worden na autorisatie van de rijopdracht. 2) Roken in een cdau is niet toegestaan. De cdau is een algemene werkplek waar meerdere mensen gebruik van maken. Tevens vermindert het roken de restwaarde van de cdau. Eventuele schade veroorzaakt door roken (schoonmaken, repareren, vermindering van de restwaarde) kan worden verhaald op de overtreder, conform referte C. 3) Privégebruik van een cdau is niet toegestaan. 4) Aanvullend op het voorgaande vaardigt CDC/F&L/VAM/CWB richtlijnen uit over het gebruik van de cdau.

5. Validatie

  1. Validatie-indeling Op basis van het gebruik is de cdau is te onderscheiden in vier hoofdgroepen, te weten: 1) Poolvoertuigen. De cdau is ondergebracht in een pool en is beschikbaar voor alle medewerkers van defensie. 2) Functiespecifieke cdau. De cdau is aangepast voor zijn taak en hiertoe voor dagelijks gebruik toegewezen aan een defensieonderdeel. 3) Functiegerelateerde cdau: De cdau is niet aangepast voor zijn taak maar is noodzakelijk a.g.v. niet planbare werkzaamheden (alarmdiensten, verstoringen, etc) waarbij het voertuig randvoorwaardelijk is voor een adequaat optreden. Voorts wordt een functiegerelateerde voertuig toegewezen indien het voertuig randvoorwaardelijk is voor het vervullen van de dagelijkse werkzaamheden. 4) VIP voertuig: Een cdau die in principe alleen bestemd is voor het vervoeren van VIP’s. Deze cdau kan worden toegewezen aan personen op basis van hun rang of functie. Een aantal VIP voertuigen is ingedeeld ten behoeve van inzet voor VIP’s die niet beschikken over een toegewezen cdau
  2. Validatierichtlijnen Voor de validatie van de cdau’s worden de volgende richtlijnen gehanteerd: In principe wordt iedere cdau ondergebracht bij de centrale pool cdaus ten behoeve van algemeen gebruik. Daarnaast worden cdaus ingedeeld ten behoeve van een bepaalde functionaliteit. Hiervoor zijn navolgende uitgangspunten leidend: 1) Het voertuig maakt onlosmakelijk deel uit van de uitvoering van de werkzaamheden. Hierbij geldt de grens van minimaal 4 dagen per week met daarbij een minimaal gemiddeld gebruik van 3 uur per dag. Voor de voertuigen die zijn toegewezen voor woon-werkverkeer (personeel met woonplaats-standplaats beschikking) geldt de grens er minimaal twee keer per week naar een andere locatie wordt gereisd dan naar de vestigingsplaats van de afdeling van de functionaris. 2) Een cdau wordt ingedeeld indien er sprake is van niet planbare werkzaamheden (alarmdiensten, verstoringen, etc) waarbij het voertuig randvoorwaardelijk is voor een adequaat optreden.
  3. Validatieprocedure De toewijzing van cdaus geschiedt onder verantwoordelijkheid van de Directie Aansturing Operationele Gereedheid (DAOG) behorend tot de staf van de CDS. Verzoeken tot toewijzing dienen via de hiërarchieke lijn per nota te worden gestuurd aan het Team Verkeer Vervoer Verplaatsingen en Mobiliteit (TV3M) van de Afdeling Ondersteuning Operationele Gereedheid (AOOG).

Daarnaast worden voertuigen ingedeeld op basis van vigerend beleid. De volgende hoofdstukken richten zich op de toewijzing van cdau’s volgends de vigerende regelgeving.

6. Dienstvervoer met chauffeur

  1. Permanent dienstvervoer 1) Voor het maken van dienstreizen, reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en andere reizen die voortvloeien uit de uitoefening van de functie wordt permanent dienstvervoer slechts in de vorm van een civiele dienstauto en chauffeurscapaciteit toegewezen aan: a) De Minister en de Staatssecretaris van Defensie (indien aanwezig). b) Burgerambtenaren tenminste bezoldigd volgens schaal 18 van het Bezoldigingsbesluit rijksambtenaren (BBRA). c) Militairen, in daadwerkelijke dienst, tenminste met de rang van vice-admiraal/luitenant-generaal. 2) De chauffeurscapaciteit als bedoeld in het eerste lid wordt ingevuld door een personenchauffeur, waarbij het vaststellen van de omvang van de chauffeurscapaciteit geschiedt door of namens de Hoofd Directie Personeel op voordracht van het betreffende diensthoofd. 3) De CDS kan, in aanvulling op het gestelde in lid a, slechts om redenen van te verantwoorden bedrijfsvoering, besluiten om een extra civiele dienstauto toe te staan, waarbij de vaststelling van de kwaliteit van deze civiele dienstauto geschiedt door de CDS op basis van representativiteit. 4) De CDS kan, in afwijking van het gestelde in lid b, op voordracht van het betreffende diensthoofd en slechts om redenen van ceremoniële aard, besluiten om een militair deel te laten uitmaken van de in lid a bedoelde chauffeurscapaciteit. 5) Het aanpassen van de formatiesterkte als gevolg van een toewijzing van de in lid a bedoelde chauffeurscapaciteit geschiedt middels een voorstel dienaangaande dat wordt ingebracht conform het bepaalde in aanwijzing SG A902. 6) De financiële consequenties komen ten laste van het dienstonderdeel, waaronder de in lid a bedoelde functionaris ressorteert.
  2. Incidenteel dienstvervoer 1) Voor het maken van dienstreizen wordt incidenteel dienstvervoer met chauffeur toegestaan voor: a) Militairen, tenminste met de rang van commandeur/brigadegeneraal/commodore. b) Burgerambtenaren, tenminste bezoldigd volgens schaal 16 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD) dan wel het Bezoldigingsbesluit rijksambtenaren (BBRA). 2) Het is hierbij niet toegestaan om dienstvervoer met chauffeur aan te vragen en/of te gebruiken ten behoeve van dienstreizen naar of van een bijeenkomst met een sociaal karakter, tenzij diens aanwezigheid, als een verplichting, rechtstreeks voortvloeit uit het vervullen van de functie. 3) Voor het maken van een (dienst)reis ingevolge een uitnodiging of anderszins van of namens de Minister wordt, al dan niet d.t.v. de Defensie Verkeers- en Vervoers Organisatie (DVVO), incidenteel civiel dienstvervoer met chauffeur beschikbaar gesteld aan: a) Dragers van een dapperheidsonderscheiding. b) Dragers van het Draaginsigne Gewonden (DIG). c) Militairen b.d. laatstelijk bekleed met tenminste de rang van vice-admiraal/luitenant-generaal. d) Dienstreizigers, die voortijdig tijdelijk dan wel permanent terugkeren van uitzending om reden van medische, psychische of sociale aard. e) Nabestaande, relaties van slachtoffers of anderen die betrokken zijn bij een nazorgtraject d.t.v. een daartoe, door of namens een diensthoofd aangewezen, functionaris. f) Krijgsmacht(deel)adjudanten, met dien verstande dat het verzoek om incidenteel civiel dienstvervoer met chauffeur ter beschikking te stellen slechts kan worden ingediend door het bevoegd gezag. Het wordt daarbij de in lid a bedoelde persoon toegestaan om zich te laten vergezellen door derden, indien dit redelijkerwijze deel uitmaakt van de omstandigheid waarop incidenteel civiel dienstvervoer ter beschikking is gesteld.

7. Permanent dienstvervoer zonder chauffeur

De HDP kan zogenaamde woonplaats-standplaats beschikkingen uitgeven. Het betreft over het algemeen reizende functies. In dergelijke situaties kan het gebruik van een defensievoertuig randvoorwaardelijk zijn voor het uitoefenen van de functie. Op aangeven van de HDP en in overleg met de DAOG/AOOG/TV3M, zal een voertuig verstrekt worden ten behoeve van de functie.

8. Dienstvervoer ten behoeve van attachees

  1. Voor het maken van reizen die voortvloeien uit de taakstelling en locatie van een diplomatieke vertegenwoordiging kan aan de militair attaché permanent één of meerdere civiele dienstauto’s worden toegewezen.
  2. De kwantiteit en kwaliteit van de civiele dienstauto’s als bedoeld in lid a wordt bepaald door of namens de CDS.
  3. De financiële consequenties verbonden aan de toekenning van de in lid a bedoelde civiele dienstauto’s komen ten laste van budget Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

9. Gebruik cdau ten behoeve van internationale functies

  1. Permanent dienstvervoer tbv internationale functies Voor het maken van reizen die voortvloeien uit de uitoefening van de functie kan aan defensiepersoneel tewerk gesteld op functies genoemd in het bestand internationale functies en tenminste met de rang van commandeur/brigadegeneraal/commodore of als burgerambtenaren, tenminste bezoldigd volgens schaal 16 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD) dan wel het Bezoldigingsbesluit rijksambtenaren (BBRA), een navolgende vorm van civiel dienstvervoer worden toegekend: 1) Incidenteel civiel dienstvervoer met chauffeur. 2) Op voordracht van SC-IMS van de Defensiestaf in overleg met C-CDC, afgestemd met de DAOG/AOOG/TV3M, permanent een civiele dienstauto. 3) Op voordracht van SC-IMS van de Defensiestaf in overleg met C-CDC, afgestemd met de DAOG/AOOG/TV3M, permanent een civiele dienstauto met chauffeur, indien aannemelijk wordt gemaakt dat: a) Over een afstand van meer dan 30.000 kilometer per jaar aan bedoelde reizen wordt afgelegd en (2) er sprake is van een nagenoeg volledige (dag)taakvervulling voor een chauffeur. b) De kwaliteit van de civiele dienstauto wordt vastgesteld door de DAOG/AOOG/TV3M. De hieraan verbonden financiële en formatieve consequenties komen ten laste van het dienstonderdeel CDC.
  2. Incidenteel dienstvervoer tbv internationale functies 1) Voor het maken van (dienst)reizen in het buitenland kan op voordracht van het diensthoofd, aan defensiepersoneel dat niet elders in deze regeling is genoemd en dat voor een langere duur in het buitenland is geplaatst, door of namens de CDS, civiel dienstvervoer zonder chauffeur worden toegestaan wanneer: a) Er lokaal geen of geen doelmatig gebruik van openbaar vervoer kan worden gemaakt en/of b) Er redelijkerwijze lokaal geen andere vormen van dienstvervoer beschikbaar zijn en c) De plaatsing niet in het kader van een operatie is. 2) Het vaststellen of er geen of geen doelmatig gebruik kan worden gemaakt van vormen van openbaar vervoer dan wel dat andere vormen van dienstvervoer beschikbaar zijn, geschiedt door of namens de CDS. 3) Het vaststellen van de (dienst)reizen waarvoor en de vorm waarin het civiele dienstvervoer wordt toegestaan als ook eventueel de daaraan te verbinden voorwaarden geschiedt, op basis van de lokale omstandigheden en de onderhavige (langere) duur van het verblijf in onderlinge samenhang, door of namens de CDS. 4) Het is de in lid 1) bedoelde defensiepersoneel niet toegestaan om het toegekende civiele dienstvervoer anders aan te wenden dan waarvoor dit is toegekend.

10. Gebruik cdau t.b.v. niet-defensiemedewerkers

  1. De cdau is bestemd voor gebruik voor en door defensiemedewerkers. Het is niet-defensiemedewerkers niet toegestaan gebruik te maken van of vervoerd te worden door een cdau. Hiervan zijn de volgende situaties uitgezonderd: 1) Indien de defensiemedewerker een dienstauto met chauffeur is toegewezen en hij/zij zich dient te laten vergezellen van zijn/haar partner in de uitoefening van de functie. 2) Indien het vervoer van een defensiemedewerker plaatsvindt in het kader van “patiëntenvervoer”, waarbij de patiënt (de defensiemedewerker) zich op medische of sociale indicatie dient te laten vergezellen, bijvoorbeeld een ouder of partner. 3) Indien sprake is van een verbintenis met defensie, bijvoorbeeld een (onderhouds)contract, een convenant of een opleidings- c.q. stageplek. 4) Buitenlandse militairen die organiek binnen een NLD eenheid zijn ingedeeld en waarbij het gebruik van cdau’s is opgenomen in het contract c.q. een MoU. 5) In noodgevallen. In alle gevallen is er, conform DP 40-10 regeling 2100 Rijopdrachten Defensie, toestemming nodig van de commandant.
  2. Hoewel defensie voor al zijn voertuigen een inzittenden aansprakelijkheidsverzekering heeft, vindt het gebruik door niet-defensiemedewerkers op eigen risico plaats. Vervolgschade zoals geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid komen niet ten laste van defensie.

11. Slotbepaling

In het geval dat zich een omstandigheid voordoet, waarin deze regeling niet voorziet, is de CDS bevoegd te handelen naar eigen inzicht.  

Naar boven