Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1814/SGA, 17 augustus 2004, schorsing
Uitspraakdatum:17-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/1814/SGA

Betreft: [klager] datum: 17 augustus 2004

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 augustus 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevensklaagschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Westlinge te Heerhugowaard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie, inhoudende de oplegging van:
a. de disciplinaire straf van – zo verstaat de voorzitter – omzetting van regimegebonden verlof in persoonsgebonden verlof voor de duur van drie maanden, ingaande 10 augustus 2004, alsmede
b. voorwaardelijke overplaatsing naar een andere inrichting ter herselectie voor de duur van drie maanden, ingaande per 10 augustus 2004,
een en ander wegens betrokkenheid bij een vechtpartij tijdens weekendverlof.

De voorzitter heeft kennis genomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 12 augustus 2003, alsmede van de reactie van de advocaat van verzoeker, mr. A.S. Kamphuis te Amsterdam, d.d. 16 augustus 2004.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is het verzoek schriftelijk toegelicht. Daarbij is door verzoeker het volgende aangevoerd. In verband met zijn aanwezigheid in een café, het nuttigen van alcohol en betrokkenheid bij een vechtpartij isverzoeker door de directeur medegedeeld dat zijn verloven tijdens het restant van zijn detentie in de locatie Westlinge zijn komen te vervallen. Verzoeker werd tevens geïnformeerd over het feit dat advies zou worden ingewonnen bijde selectiefunctionaris om verzoeker over te plaatsen naar een huis van bewaring of gesloten inrichting. Verzoeker is nimmer gewezen op het verbod om zich tijdens verlof in een horeca-gelegenheid te begeven en alcohol te nuttigen.Op de verlofpas of in het huisreglement staat ook niets vermeld over de regels tijdens verlof. Verzoeker bestrijdt de lezing die de politie met betrekking tot zijn betrokkenheid bij de vechtpartij heeft gegeven. Verzoeker waspassief en heeft verwondingen opgelopen. Deze zijn door een huisarts behandeld.

Mr. Kamphuis heeft het verzoek als volgt toegelicht. Verzoeker is tijdens zijn weekendverlof passief betrokken geraakt bij een vechtpartij in een café te Schagen. Verzoeker heeft een glas in zijn nek gekregen en wilde hiervanaangifte doen. De politie heeft dit verzoeker afgeraden omdat hij op dat moment in een half-open inrichting verbleef. Er zijn naar aanleiding van die vechtpartij geen andere aangiftes gedaan. Verzoeker betwist dat er sprake is vaneen actieve betrokkenheid bij de vechtpartij. Verzoeker is slachtoffer geworden van mishandeling en heeft zich onder doktersbehandeling moeten stellen.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Er is uitgegaan van een officieel verslag van de politie Noord-Holland Noord d.d. 4 augustus 2004 waarin melding wordt gemaakt van actieve betrokkenheidvan verzoeker bij een vechtpartij. Gedetineerden worden bij binnenkomst in de inrichting op de hoogte gesteld van de huisregels. Dit geschiedt zowel schriftelijk als met behulp van teletekst. Ook de regelgeving met betrekking tothet verlof is op meer dan één manier kenbaar gemaakt. Voordat een gedetineerde op weekendverlof gaat verblijft hij eerst vier weken binnen de inrichting. De gedetineerde wordt op die manier ruimschoots in de gelegenheid gesteld omzich de huisregels eigen te maken.

2. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a van het verzoek overweegt de voorzitter als volgt.
Voorop moet worden gesteld dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan wordenonderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is omthans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter overweegt daarbij nog het volgende.
Artikel 51 van de Pbw geeft een limitatieve opsomming van disciplinaire straffen. De door de directeur opgelegde straf van – zo verstaat de voorzitter – omzetting van regimegebonden verlof in persoonsgebonden verlof en wel voor deduur van drie maanden, ingaande 10 augustus 2004, wordt in artikel 51 van de Pbw niet genoemd. Voor deze straf bestaat derhalve geen wettelijke basis. Daargelaten echter of hier sprake is van een formeel gebrek, de voorzitteroverweegt dat ook indien aannemelijk zou worden geacht dat daar sprake van is, dit niet kan leiden tot een toewijzing van het verzoek. Verzoeker heeft immers in dit geval geen baat bij een enkele beslissing tot schorsing. Eendergelijke schorsing zou immers niet leiden tot de door verzoeker gewenste situatie, te weten de omzetting van persoonsgebonden verlof in regimegebonden verlof. Daarvoor zou nodig zijn dat de voorzitter dan tevens een beslissingneemt als bedoeld in artikel 68, derde lid, sub a of b, van de Pbw. Voor een dergelijke beslissing is in de schorsingprocedure geen ruimte.

Met betrekking tot onderdeel b overweegt de voorzitter als volgt.
De beslissing van de directeur, inhoudende voorwaardelijke overplaatsing naar een andere inrichting ter herselectie voor de duur van drie maanden, ingaande per 10 augustus 2004, moet worden verstaan als een waarschuwing dat bij eenvolgende keer een herselectieadvies zal worden gegeven. De beslissing om verzoeker voorwaardelijk (over) te plaatsen is evenwel geen beslissing van de directeur maar een beslissing van de selectiefunctionaris. Om die reden kanverzoeker in zoverre niet worden ontvangen in zijn verzoek.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 17 augustus 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven