Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6175/GA, 10 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6175/GA             

Betreft [klager]            Datum 10 september 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 20 februari 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. N.M.E. Verpaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen. Naar aanleiding van de schriftelijke standpunten heeft de beroepscommissie de directeur om nadere inlichtingen verzocht, welke schriftelijk zijn verstrekt.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De mededeling van de beslissing is uitgereikt op een tijdstip na het aanvangstijdstip van de a-dwangbehandeling. Een a-dwangbehandeling kan niet met terugwerkende kracht worden opgelegd. Dit formele gebrek dient volgens klager te leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Hiertoe wordt verwezen naar RSJ 24 augustus 2017, 17/1507/GA. Ten aanzien van het subsidiariteitsvereiste wordt namens klager gesteld dat slechts sprake is van een vermoeden dat klager zijn medicatie niet inneemt en dat niet vaststaat dat hij hiermee smokkelt. Ook is niet beschreven welke minder bezwarende middelen zijn aangewend om het beweerdelijke gevaar af te wenden. Volgens klager is het proportionaliteitsvereiste onvoldoende onderbouwd. Klager zit sinds juni 2019 in voorarrest en sinds die tijd hebben slechts twee incidenten zich voorgedaan. Ten aanzien van het doelmatigheidsvereiste wordt niet onderbouwd waarom de behandeling van een psychotisch toestandsbeeld met antipsychotica doelmatig wordt geacht en waarom dergelijke behandeling bij klager doelmatig kan worden geacht. Volgens klager is ook de second opinion onvoldoende gemotiveerd en wordt daarin helemaal niets geschreven over proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Wat betreft klagers gedrag op de luchtplaats wordt gesteld dat hij zich veel met sport en training bezighoudt. Het gaat om een gewone krachttraingingsoefening. Daarnaast is van 5 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 een b-dwangbehandeling toegepast. De effecten die deze b-dwangbehandeling mogelijk heeft gesorteerd, zijn nog niet vastgesteld. Bij positief effect is de toepassing van de a-dwangbehandeling – een uiterst redmiddel – mogelijk overbodig.

Standpunt van de directeur

In reactie op hetgeen klager stelt, bestaat inderdaad een zeer sterk vermoeden van smokkelen met het innemen van medicatie. Door het afdelingspersoneel is in de afgelopen maanden gezien dat klager moeilijk doet wanneer hem medicatie wordt verstrekt. Hierbij maakt hij na het innemen bijvoorbeeld vreemde bewegingen met zijn tong waardoor het lijkt alsof hij de medicatie wegstopt in zijn wang. Klager weigert bloedonderzoek om een spiegelbepaling te verrichten, wat de enige objectieve manier is om vast te stellen of hij daadwerkelijk medicatie inneemt. Daarnaast is nog steeds sprake van een floride psychotisch toestandsbeeld, ondanks de voorgeschreven antipsychotica. Voorgaande maakt volgens de behandelend psychiater voldoende aannemelijk dat klager niet therapietrouw is. Voor wat betreft het proportionaliteitsvereiste stelt de directeur dat de incidenten die zich hebben voorgedaan, twee incidenten te veel zijn. De directeur geeft aan dat de bestreden beslissing volstrekt noodzakelijk, proportioneel, subsidiair en doelmatig is.

Voorts geeft de directeur desgevraagd door de beroepscommissie aan dat klager op 20 februari 2020 om 14.00 uur is gehoord en dat hij daarna in kennis is gesteld van de beslissing tot toepassing van de a-dwangbehandeling. Daarna heeft de directeur de mededeling a-dwangbehandeling opgesteld en deze is onverwijld op diezelfde dag om 14.30 uur uitgereikt aan klager, een half uur nadat de beslissing was aangezegd en ingegaan. Vervolgens is nog enkele dagen gewacht met de tenuitvoerlegging zodat klager desgewenst een schorsingsverzoek kon indienen.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Deze beslissing is op 20 februari 2020 om 14.00 uur genomen en ingegaan. De directeur heeft klager op dat moment mondeling in kennis gesteld van deze beslissing en de schriftelijke mededeling hiervan is op 20 februari 2020 om 14.30 uur aan klager uitgereikt. De beroepscommissie concludeert dat de beslissing tot a-dwangbehandeling niet met terugwerkende kracht is genomen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren. Klager is gediagnosticeerd met schizofrenie en er is sprake van een floride, paranoid psychotisch toestandsbeeld. Uit de samenvatting van het behandelplan komt naar voren dat klager aangeeft dat hij overal in de gaten wordt gehouden, dat het personeel zijn hersenen scant en dat een chip in zijn lichaam is geplaatst. Ook zegt hij in de gaten te worden gehouden door satellieten en dat er een microfoontje in zijn kies is geplaatst om hem af te luisteren. Daarnaast trekt klager zich terug op zijn cel. Wanneer hij niet op zijn cel is, loopt hij onrustig rond op de afdeling waarbij hij een gespannen indruk maakt. Hij kan vijandig zijn in contact met het personeel en hij maakt een oninvoelbare en onvoorspelbare indruk. In gesprekken met de behandelaren staan de psychotische symptomen op de voorgrond, met name de paranoïde wanen. Daarnaast worden formele denkstoornissen gezien, waarbij klager niet altijd op coherente wijze zijn verhaal kan doen en vaak zijn zinnen niet afmaakt.

Voortkomend uit klagers stoornis bestaat gevaar voor agressie richting derden en maatschappelijke teloorgang. Klager is tijdens zijn verblijf in het PPC betrokken geweest bij meerdere incidenten. In november 2019 heeft hij uit het niets een medegedetineerde geschopt en op 5 februari 2020 stelde hij zich dreigend op naar het personeel tijdens een celinspectie. Hierbij stak hij zijn middelvinger op en had hij de brandmelder onklaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan is hij tot het ondergaan van een b-dwangbehandeling verplicht. Met betrekking tot de b-dwangbehandeling geeft de behandelend psychiater aan dat dit zeker een positief effect kan hebben gesorteerd. Echter, dit betreft een kortdurende eenmalige behandeling waarmee acuut gevaar is afgewend. Het gevaar op de langere termijn kan alleen worden afgewend met een langer durende behandeling. Hiervoor wordt in dit geval een a-dwangbehandeling noodzakelijk geacht. Zonder adequate medicamenteuze behandeling zal het voornoemde gevaar onverminderd aanwezig blijven. Voorts zijn vele gesprekken gevoerd met klager en pogingen gedaan om hem vrijwillig en trouw zijn medicatie te laten innemen. Echter, klager blijft smokkelen met zijn medicatie en hij weigert een labcontrole om te controleren of hij op een adequate spiegel zit. De behandeling van een psychotisch toestandsbeeld met antipsychotica wordt doelmatig geacht, conform evidence based wetenschappelijke richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 10 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven