Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6600/GA, 16 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6600/GA           

Betreft [Klager]

Datum 16 september 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 1 april 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op een zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van een behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Uit de bestreden beslissing volgt dat is gerapporteerd dat klager enige tijd teruggetrokken gedrag heeft vertoond en daarbij controles van de medische dienst zou hebben geweigerd. Klager betwist niet dat hij zich – binnen de grenzen van de wet en als gevolg van berouw met betrekking tot het door hem gepleegde strafbare feit – enige tijd teruggetrokken heeft gedragen. Deze kortdurende periode heeft echter niet langer geduurd dan tot begin maart 2020, terwijl de bestreden beslissing tot toepassing van de a-dwangbehandeling op

1 april 2020 is genomen. Er was dan ook geen sprake van een noodzaak tot het opleggen van de maatregel als bedoeld in artikel 34d van de Pbw. Voorafgaand aan de bestreden a-dwangbehandeling is (vanaf 9 maart 2020) een b-dwangbehandeling toegepast, bestaande uit intramusculair toegediende antipsychotica. Naar aanleiding daarvan is klager weer gaan eten en drinken en heeft hij geen uitspraken meer over schuld en boete gedaan. Blijkens de bestreden beslissing bestaat het gevaar dat klager zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen door middel van vasten of dehydratatie. Dit gevaar was echter al door de b-dwangbehandeling afgewend. Verder is het gevaar voor de algemene veiligheid van personen genoemd, maar dit is niet verder gespecificeerd en dus onvoldoende onderbouwd.  

Standpunt van de directeur

Gezien klagers psychiatrisch toestandsbeeld bestaat volgens de psychiater de mogelijkheid dat het gevaar dat de stoornis van klagers geestesvermogens doet veroorzaken, zonder de bestreden dwangbehandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De dwangbehandeling is noodzakelijk vanwege het gevaar dat klager zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen door middel van vasten (dehydratatie), het gevaar van maatschappelijke teloorgang en het gevaar voor de algemene veiligheid van personen. De psychiater heeft gerapporteerd dat klager sinds half februari 2020 de overtuiging had meer straf te verdienen dan hem was opgelegd. Hij wilde langere tijd in een observatiecel worden afgezonderd en is na weigering daarvan gaan vasten, waarbij begeleiding op de afdeling heeft waargenomen dat zijn lichamelijke conditie verslechterde. Hij weigerde controles door de medische dienst zonder duidelijke reden en gaf aan zichzelf door meditatie te genezen. Sinds de eerste week van maart 2020 was hij herhaaldelijk en in toenemende mate geagiteerd in het contact en wees hij contact op een dreigende manier af. Op 9 maart 2020 is een b-dwangbehandeling toegepast. Als gevolg daarvan is hij weer gaan eten en drinken en doet hij geen uitspraken meer over boete en schuld. Hij weigert echter nog steeds medicatie in te nemen en wordt nog steeds zichtbaar geladen en agressief.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is gediagnosticeerd met een ongespecificeerde psychotische stoornis met religieuze wanen en een stoornis in het gebruik van cannabis. Hij is overgeplaatst naar het PPC Scheveningen, omdat sprake was van psychotische kwetsbaarheid. Dit uitte zich in religieuze belevingen en gedragingen, afgewisseld door aangepast gedrag.

Volgens klagers behandelend psychiater bestaat vanuit klagers stoornis het gevaar dat hij zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen door middel van vasten (dehydratatie), alsook een gevaar voor maatschappelijke teloorgang en een gevaar voor de algemene veiligheid van personen. Vanuit zijn religieuze waanideeën heeft klager de overtuiging zichzelf te moeten straffen en heeft hij de neiging zijn zelfzorg en levensstijl daar zodanig op aan te passen dat hij zichzelf lichamelijk verwaarloost. Door herhaaldelijk oplopende achterdocht en angst is hij gedurende periodes niet in staat om deel te nemen aan een regulier dagprogramma. Er is sprake van een psychotische episode, zodat het volgens de psychiater van groot belang is klager medicamenteus te behandelen met antipsychotica. Daarmee wordt verdere schade in de toekomst voorkomen, nu zonder een medicamenteuze behandeling cumulatieve schade ontstaat door het voortduren van de psychose en klager in de toekomst een geringere kans heeft hiervan goed te herstellen. Klager heeft geen bereidheid getoond ten behoeve van medicamenteuze ondersteuning. Hij wenst zelf oplossingen te zoeken vanuit zijn geloofsovertuiging en geeft aan geen professionele hulp nodig te hebben. Er is getracht klager handvatten aan te reiken  om grip te krijgen op zijn dagelijkse structuur en meer zicht te krijgen op zijn psychotische kwetsbaarheden door middel van onder meer gesprekken met zijn psycholoog, mentoren en psychiater en door middel van muziek- en psychomotore therapie. Deze interventies zijn met hem besproken. Antipsychotica kunnen klager naar verwachting helpen met planning en zelfzorg, evenals met volledig deelnemen aan het dagprogramma en het herstellen van adequate sociale contacten. De getoonde angst en achterdocht naar zijn omgeving zal onder invloed van antipsychotica naar verwachting bovendien afnemen en zijn denken zal inhoudelijk minder chaotisch worden, zodat hij zijn leven en wensen beter zal kunnen vormgeven. Ook de onafhankelijke psychiater, die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht, acht een a-dwangbehandeling geïndiceerd om teloorgang en het gevaar voor klager en zijn omgeving af te wenden, nu sprake is van psychotische ontregeling, ziekte-inzicht ontbreekt en klager geen medicatie wil innemen.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Klager is op 9 maart 2020 tot het ondergaan van een b-dwangbehandeling verplicht. Als gevolg van de medicatie die hij in dat verband kreeg toegediend, is hij weer gestart met eten en drinken en deed hij geen uitspraken over schuld en boete meer. Het omschreven gevaar dat klager vanuit zijn religieuze waanideeën de overtuiging heeft zichzelf te moeten straffen en de neiging heeft zijn zelfzorg en levensstijl daar zodanig op aan te passen dat hij zichzelf lichamelijk verwaarloost, waren – zo begrijpt de beroepscommissie – na afloop van de b-dwangbehandeling niet meer aanwezig. Hoewel klager na afloop van de b-dwangbehandeling nog steeds weigerde (antipsychotische) medicatie in te nemen en de psychotische symptomen nog steeds aanwezig waren, acht de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat klager op dat moment vanuit de stoornis die bij hem is vastgesteld, nog een zodanig gevaar veroorzaakte dat hij in redelijkheid tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling kon worden verplicht. Voor zover met de a-dwangbehandeling is getracht verdere schade in de toekomst te voorkomen, nu klager zonder medicatie adequate zorg zal mijden, acht de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk dat dit een gevaar voor maatschappelijke teloorgang betreft dat zich binnen een redelijke termijn zal manifesteren, zodat dit het verplichten van klager tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling niet kan rechtvaardigen.  

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur om bij klager een a-dwangbehandeling toe te passen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 16 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven