Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7221/GA, 11 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7221/GA                   

Betreft [klager]            Datum 11 augustus 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug (hierna: de directeur) heeft op 11 juni 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. H.P.H.M. Teunissen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Namens klager wordt gesteld dat in het kader van zijn strafprocedure psychiater F. op 1 juni 2018 een rapport heeft uitgebracht waarin wordt geconcludeerd dat op dat moment met betrekking tot klagers persoonlijkheid geen uitspaak kan worden gedaan, en dat een diagnose daarom wordt uitgesteld. Gezondheidspsycholoog ‘t H. rapporteerde op 28 juni 2018 dat geen classificatie op de DSM-5 is gedaan. Uit deze twee rapportages valt af te leiden dat er geen sprake was van een stoornis. Volgens de behandelend psychiater komt klagers gedrag zeer waarschijnlijk voort uit een chronische psychose en staat het gevaar in relatie tot de stoornis. Volgens klager is geen sprake van een stoornis. Hij heeft geen klachten, voelt zich goed en zal geen medicatie innemen. Volgens klager voldoet de  a-dwangbehandeling niet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Het is niet noodzakelijk om medicijnen toe te dienen.

Standpunt van de directeur

De directeur geeft aan dat in het kader van de strafzaak de onderzoekers destijds geen diagnose hebben gesteld dan wel deze hebben uitgesteld. Het uitstellen van een diagnose gebeurt wanneer onvoldoende gegevens bekend zijn om een diagnose te kunnen stellen. Beide onderzoekers gaven aan dat het onderzoek beperkingen kende, waardoor geen uitspraak kon worden gedaan. De directeur geeft aan dat het onderzoek binnen het CTP Veldzicht die beperkingen niet of nauwelijks kende. Het CTP Veldzicht is gespecialiseerd in de behandeling en diagnostiek van patiënten uit andere culturen. De directeur geeft aan dat de behandelaren ruime ervaring hebben in het onderzoeken van deze patiënten. Daarnaast is er inmiddels meer informatie bekend over klager aan de hand van de detentiegeschiedenis en de observaties van het toestandsbeeld. Dit toestandsbeeld is mogelijk veranderd ten opzichte van 2018. De directeur geeft aan dat op basis van de gegevens uit de voorgeschiedenis en het eigen onderzoek in het CTP Veldzicht het behandelteam nu heeft geconcludeerd dat bij klager sprake is van een al langer bestaand psychotisch toestandsbeeld. Er zijn formele denkstoornissen in de vorm van gedesorganiseerd denken en inhoudelijke denkstoornissen in de vorm van paranoïde-, onschuld- en grootheidswanen. De stoornis is langer dan zes maanden aanwezig. Gelet hierop voldoet klager aan de DSM-5 classificatie van schizofrenie. De directeur geeft aan dat het bekend is dat patiënten met deze problematiek vaak een ontbrekend ziektebesef dan wel ziekte-inzicht hebben en zelf geen klachten ervaren. Dat neemt niet weg dat sprake is van een ernstige psychiatrische ziekte met daaruit voortvloeiend gevaar. Alleen een spoedig op te starten en langdurige medicamenteuze behandeling kan voldoende effect sorteren om dit toestandsbeeld te behandelen en het gevaar te doen verminderen.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers voorlopige behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een al langer bestaand psychotisch toestandsbeeld. Er zijn formele denkstoornissen in de vorm van gedesorganiseerd denken en inhoudelijke denkstoornissen in de vorm van paranoïde-, onschuld- en grootheidswanen. De stoornis is langer dan 6 maanden aanwezig. Klager voldoet aan de DSM-5 classificatie van schizofrenie. Van klager bestaat een achterdochtig en verward beeld, met overtuigingen van samenzweringen tegen hem. In zijn gesprekken (monologen) is klager onsamenhangend en moeilijk te begrenzen. Hij blijft dezelfde onsamenhangende verhalen herhalen. Er is sprake van een sterke perseveratie wat betreft zijn delict zodat nauwelijks ruimte is voor andere gedachten en gespreksonderwerpen. Daarnaast is klager in deze gesprekken fysiek en verbaal sterk aanwezig. De behandelend psychiater geeft aan dat klager zijn stem verheft en hevige handgebaren maakt. De psychiaters geven aan dat klager onder meer dreigende uitspraken doet over zijn aansluiting bij Hezbollah en de hoge positie die hij zou hebben, en dat zijn kinderen hem zijn ontnomen. In de gesprekken komt klager dreigend over en dreigt hij zijn ex-vrouw en dochters en instanties schade toe te brengen. Voortkomend uit de stoornis bestaat gevaar voor klagers gezinsleden wanneer hij uit detentie komt, en bestaat gevaar voor eerder betrokken hulpverleners, welke klager heeft opgenomen in zijn waansysteem. Volgens de behandelend psychiater is bekend dat juist waandenkbeelden lange tijd nodig hebben om op antipsychotische medicatie te reageren. In die zin zal de periode tot aan de VI-datum zeker nodig zijn om de psychotische stoornis volledig in remissie te laten gaan en het gevaar te doen verminderen. De bestreden beslissing is opgelegd ter afwending van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van klager en anderen. Zo is de toepassing van een a-dwangbehandeling nodig om zowel het toestandsbeeld te stabiliseren als de kans op gevaarlijke incidenten te verminderen dan wel te laten verdwijnen. Gelet hierop is met klager meermaals gesproken over de noodzaak van een medicamenteuze behandeling, maar hij is hier fel op tegen. Klager zegt niets te mankeren en dat het personeel hem alleen maar gek wil maken met de medicatie. Psychotische stoornissen reageren in het algemeen goed op anti-psychotische medicatie en dat is ook de verwachting bij klager.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 11 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr.drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven