Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5154/GM, 6 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5154/GM                   

Betreft [klager]            Datum 6 oktober 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. V.J.M. Janszen, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat bij een juiste en behoorlijke diagnose/behandeling het amputeren van een gedeelte van zijn vinger voorkomen had kunnen worden.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de inrichtingsarts […], gehoord op de zitting van 25 augustus 2020 in de PI Lelystad, met behulp van een tolk in de Spaanse taal.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Tijdens de arbeid op 18 september 2019 drong een houtsplinter de top van klagers linker wijsvinger binnen. Klager had hier veel last van en kreeg toen een kokertje om zijn vinger. Klager heeft vanaf 18 september 2019 meerdere malen bij de bewaarders verzocht om medische hulp vanwege aanhoudende pijnklachten. De bewaarders zouden de medische dienst bellen, maar er is toen geen hulp aangeboden vanuit de medische dienst. Klager kreeg alleen pijnstillers. Pas op 23 september 2019 is klager door de arts van de medische dienst gezien en is gestart met antibiotica. Toen er geen verbetering was, is klager doorverwezen naar een chirurg. De ontsteking heeft het topje van de vinger aangetast, dat operatief is verwijderd. Bij een juiste en behoorlijke diagnose en behandeling had het amputeren van een gedeelte van klagers vinger voorkomen kunnen worden. Klager heeft resterende klachten en beperkingen aan zijn vinger overgehouden. Tijdens de zitting heeft klager toegelicht dat een restant van de splinter in zijn vinger was achtergebleven en dat een operatie heeft plaatsgevonden. Zijn raadsman heeft verwezen naar nader toegezonden medische informatie van het ziekenhuis van 16 juli 2020 waarin de optie van een amputatie is vermeld. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de disciplinaire straf die aan klager is opgelegd van 19 tot en met 22 september 2019 mogelijk een reden was dat de medische dienst toen niet is betrokken.

Standpunt van de inrichtingsarts

Tijdens de zitting heeft de arts toegelicht dat klager op 22 september 2019 is gezien door een dienstdoende GGD-arts en dat toen de hulpvraag pijnstilling was. Klager is op 23 september 2019 door de medische dienst gezien. De medische dienst is niet bekend met eerdere meldingen van de genoemde klachten van klager. Een opgelegde straf mag volgens de arts geen beletsel zijn om hulp te vragen aan de medische dienst. Uit de medische informatie blijkt verder dat er vanaf 23 september 2019 meteen is gestart met antibiotica. Toen duidelijk werd dat de antibiotica niet werkte is contact gezocht met de plastisch chirurg en is klager doorverwezen en behandeld. Ook heeft klager nazorg en revalidatieoefeningen gekregen.

3. De beoordeling

Op basis van het verhandelde ter zitting en de stukken kan worden vastgesteld dat het eerste contact tussen klager en de medische dienst met betrekking tot klagers vinger heeft plaatsgevonden op 23 september 2019. Eerder waren de klachten niet bij de medische dienst bekend. Klager stelt dat de klachten zijn begonnen op 18 september 2019 en dat hij dat heeft gemeld bij de bewaarders. Niet kan worden vastgesteld wanneer de bewaarders voor het eerst contact hebben opgenomen met de medische dienst, dan wel of de opgelegde straf daarbij een rol heeft gespeeld. De directeur moet op grond van artikel 42, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) ervoor zorgen dat de inrichtingsarts ook op andere tijdstippen dan het spreekuur beschikbaar is, indien dit in het belang van de gezondheid van een gedetineerde noodzakelijk is. Daaruit vloeit voort dat de directeur een gedetineerde adequate toegang tot de medische dienst moet bieden. Niet aannemelijk is geworden dat de medische dienst ten aanzien van de gang van zaken tot 23 september 2019 een verwijt kan worden gemaakt.

Uit de medische informatie en het verhandelde ter zitting blijkt dat klager op zondag 22 september 2019 is gezien door een GGD-arts en dat vanaf 23 september 2019 meteen antibiotica is voorgeschreven. Een diepe puntverwonding in een vinger kan leiden tot een panaritium. In de medische informatie is melding gemaakt van een zwelling van het DIP (distale interphalangeale gewricht). Toen de antibiotica niet werkte is op 26 september 2019 overlegd met de plastisch chirurg, die de ontsteking heeft ontlast. Op 27 september 2019 heeft een chirurgische ingreep vanwege panaritium aan de linker wijsvinger plaatsgevonden. Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden kan deze handelwijze niet als onjuist of onzorgvuldig worden bestempeld. Dat deze behandeling niet eerder is ingezet valt onder deze omstandigheden, zoals hiervoor al is uiteengezet, niet toe te rekenen aan de inrichtingsarts.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 6 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven