Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4157/SGA, 12 augustus 2020, schorsing
Uitspraakdatum:12-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4157/SGA    

Betreft verzoeker

Datum 12 augustus 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft op 10 augustus 2020 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (R-2020-000443).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker stelt dat hij structureel en op alle onderdelen ‘groen’ gedrag laat zien. Hij is op grond van één ‘rode’ gedraging nu gedegradeerd naar het basisprogramma. Dit is in strijd met de jurisprudentie van de RSJ. 

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker wegens de betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde disciplinair is gestraft. Verzoeker heeft erkend dat hij een medegedetineerde een vuistslag heeft gegeven en dat deze medegedetineerde daardoor ongelukkig ten val is gekomen en verwondingen heeft opgelopen. Naar aanleiding van dit incident heeft de directeur besloten verzoeker terug te plaatsen naar het basisprogramma.

Er is weliswaar sprake van ‘rood’ gedrag, maar naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verzoeker structureel ongewenst gedrag vertoont. Nu een enkele strafwaardige gedraging in beginsel geen zelfstandige grond kan zijn voor degradatie, voldoet de belangenafweging van de directeur niet aan de daaraan gestelde eisen en kan deze de bestreden beslissing niet dragen. Daarbij neemt de voorzitter ook in aanmerking dat verzoeker na het incident zijn verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen door - onder toeziend oog van het personeel - in gesprek te gaan met de medegedetineerde en aan hem zijn excuses heeft aangeboden. Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing zodanig onredelijk en onbillijk te achten dat het verzoek zal worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 12 augustus 2020 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven