Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4060/SGA, 31 juli 2020, schorsing
Uitspraakdatum:31-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4060/SGA                                 

Betreft [Verzoeker]      Datum 31 juli 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Sittard (hierna: de directeur) heeft op

28 juli 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een strafcel, vanwege betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde en het uitschelden van die medegedetineerde voor ‘kankerjong’, ingaande op 28 juli 2020 om 11.00 uur en eindigend op 4 augustus 2020 om 11.00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. H.M.W. Daamen, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat de disciplinaire straf onterecht is opgelegd. Verzoeker werd opgewacht door een medegedetineerde die een confrontatie zocht met verzoeker. Verzoeker had hier helemaal geen zin in en vroeg de medegedetineerde tot twee keer toe om weg te gaan. De medegedetineerde dreef verzoeker in een hoek en deelde de eerste klap uit. Verzoeker probeerde de handen van de medegedetineerde vast te pakken om te voorkomen dat hij nog een keer kon slaan. Toch wist de medegedetineerde verzoeker nog een keer te slaan en toen heeft verzoeker teruggeslagen om de aanval te stoppen. Verzoeker heeft dus enkel ter verdediging gehandeld.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, volgt dat een medewerker in de ochtend van 28 juli 2020 langs de doucheruimte liep en daar geschreeuw uit hoorde komen. De medewerker zag dat verzoeker en de medegedetineerde elkaar vast hadden en naar elkaar schreeuwden. De medewerker zag dat de medegedetineerde verzoeker een klap in het gezicht gaf en is toen meteen tussen beiden gekomen waarna de twee uit elkaar zijn gehaald.

De voorzitter overweegt dat verzoeker heeft gesteld dat hij uit zelfverdediging handelde. Nu noch uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur noch uit het schriftelijk verslag van

28 juli 2020 andersluidende informatie naar voren is gekomen, zal de voorzitter ervan uitgaan dat verzoeker uit zelfverdediging heeft gehandeld.  Het opleggen van een straf aan iemand die (slechts) uit zelfverdediging handelde is onredelijk. Het opleggen van een straf van zeven dagen strafcel voor het uitschelden van een gedetineerde voor ‘kankerjong’ is disproportioneel.

Gelet op het bovenstaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 31 juli 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven