Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2294/GM, 1 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2294/GM

betreft: [klager] datum: 1 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 2 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen Haaglanden, locatie Zoetermeer te Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 25 september 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 januari 2004, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zoetermeer is niet ter zitting verschenen, zonder bericht van verhindering.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek d.d. 17 september 2003 om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft:
a. inadequate behandeling van jeukklachten aan de anus;
b. het niet geven van informatie over bepaalde klager voorgeschreven geneesmiddelen;
c. het nalaten gehoor te geven aan klagers verzoek een controle-afspraak te maken bij de cardioloog.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in het bemiddelingsverzoek het volgende aangevoerd.
Ad 1.a. Hij heeft ernstige jeuk aan de anus. Deze kwaal vormt al langdurig een probleem. Klager had hiervan ook al last tijdens eerdere detentie elders. De inrichtingsarts van de locatie Zoetermeer heeft de oorzaak van de jeuk nietvoldoende onderzocht. Hij heeft achtereenvolgens verschillende zalven voorgeschreven: miconazol/hydrocortison, Elocon en isosorbidedinitraat. Deze hielpen niet tegen de jeuk. Sommige van deze zalven bijten of prikken. Klager heeftom de bijsluiter van Elocon gevraagd, maar heeft deze niet van de arts gekregen. Klager wilde liever tabletten gebruiken in plaats van zalf, omdat de zalven vlekken in zijn ondergoed veroorzaakten, welke niet uitwasbaar bleken.Klager heeft gevraagd, indien geen tabletten zouden kunnen worden voorgeschreven, gebruik te mogen maken van inrichtingsondergoed of incontinentiemateriaal. De inrichtingsarts heeft geen tabletten voorgeschreven en heeft geenindicatie willen geven voor incontinentiemateriaal. Inrichtingsondergoed kon niet worden verstrekt.
Ad 1.b. De inrichtingsarts heeft de namen van bepaalde medicijnen die klager gebruikt niet willen mededelen.
Ad 1.c. De arts is niet ingegaan op klagers verzoek om een controleafspraak bij de cardioloog te maken. Klager heeft toen hij in vrijheid was een echo laten maken omdat hij klachten had over zijn benen en over vermoeidheid.
In beroep heeft klager voorts het volgende aangegeven.
Ten aanzien van onderdeel 1.a.:
Hij heeft inmiddels erge pijn bij ontlasting. Vermoedelijk zijn stukjes wild vlees aanwezig aan de binnenzijde van de anus. De arts heeft slechts één maal naar de buitenkant gekeken. Alle zalven, in totaal vier, die er volgens dearts zijn tegen deze klacht heeft klager inmiddels geprobeerd. Ook heeft hij - naderhand wel verstrekte - tabletten geprobeerd. Niets heeft geholpen tegen de jeuk. Wrijven met een tandenborstel doet de jeuk tijdelijk verdwijnen,doch hierdoor ontstaan bloedingen. Klager dient zijns inziens thans naar een dermatoloog te worden verwezen. Klager was eerder onder behandeling van de dermatoloog van het Bronovoziekenhuis en heeft de inrichtingsarts gevraagd hemnaar deze specialist of naar een chirurg te verwijzen. De jeuk is inmiddels ook bij de liezen ontstaan. Daar zijn nu rode vlekjes zichtbaar.
In de vrije maatschappij had klager minder last van de anus. Hij gebruikte uierzalf en kleine tabletjes. Dit heeft hij tegen de inrichtingsarts gezegd, maar de arts had hiervoor geen aandacht.
Ten aanzien van onderdeel 1.c.:
Klager heeft omstreeks een half jaar voor zijn huidige detentie medicatie gekregen van de cardioloog en is kort voor zijn detentie door deze specialist onderzocht om de medicatie te testen. Een fietstest had uitgewezen dat klager alna twee à drie minuten moe en benauwd werd. Een afspraak om de uitslag van het onderzoek te horen kon klager niet nakomen omdat hij gedetineerd is geraakt. Klager heeft de inrichtingsarts te Scheveningen gevraagd die uitslag op tevragen en hem zo nodig ter controle naar de cardioloog te verwijzen. Hiervan is niets terechtgekomen. Klager is na een verblijf van veertien dagen te Scheveningen overgeplaatst naar de p.i. Zoetermeer. De inrichtingsarts bijlaatstgenoemde p.i. heeft geen gevolg gegeven aan klagers herhaalde verzoek de uitslag op te vragen en zo nodig een controle-afspraak voor klager bij de cardioloog te maken. Ten tijde van de behandeling ter zitting van deberoepscommissie is klager nog niet bekend met de uitslag van het cardiologisch onderzoek.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Ten aanzien van 1.a.: Er zijn sinds klagers binnenkomst in de inrichting op 14 augustus 2003 verschillende zalven voorgeschreven tegen de jeuk, kennelijk zonder resultaat. Geneesmiddelen moeten eerst goed worden uitgeprobeerdalvorens verwijzing wordt overwogen. Er is geen indicatie aanwezig voor het verstrekken van incontinentiemateriaal. Het verzoek om verstrekking van ondergoed van rijkswege kan niet te worden ingewilligd door de medische dienst.
Ten aanzien van 1.b.: Namen van geneesmiddelen worden altijd aan de patiënt verteld.
Ten aanzien van 1.c.: Uitslagen van tijdens detentie verrichte onderzoeken worden altijd aan de patiënt medegedeeld.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van onderdeel 1.a. het volgende.
De handelwijze van de inrichtingsarts met betrekking tot de jeukklachten tijdens de eerste maand van klagers detentie te Zoetermeer, het eerst laten uitproberen van verschillende zalven alvorens doorverwijzing te overwegen, isjuist, ookal heeft dit handelen enig ongerief voor klager met zich mee gebracht. Dit onderdeel van de klacht zal daarom ongegrond worden verklaard. Overigens verdient het – bij aanhoudende klachten – aanbeveling verwijzing naar eendermatoloog te overwegen. Daarbij dient echter de kanttekening te worden geplaatst dat anale jeuk door de dermatoloog ook moeilijk te behandelen is.

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van onderdeel 1.b. het volgende.
Klagers stelling dat hij niet of onvoldoende is voorgelicht over (de namen van) bepaalde hem door de inrichtingsarts voorgeschreven geneesmiddelen is door de inrichtingsarts tegengesproken. De beroepscommissie heeft geen reden omaan te nemen dat de arts op dit punt in zijn voorlichtende taak is tekortgeschoten. Dit brengt mee dat dit onderdeel van de klacht ongegrond zal worden verklaard.
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van onderdeel 1.c. het volgende.
De inrichtingsarts heeft inzake het opvragen van de uitslag van een cardiologisch onderzoek dat vóór klagers detentie plaats heeft gehad, geen standpunt ingenomen. Ook zijn hieromtrent geen gegevens uit klagers medisch dossierovergelegd. Gelet op deze omstandigheden dient klagers stelling dat de inrichtingsarts heeft verzuimd navraag te doen naar en klager mededeling te doen van de uitslag van bedoeld cadiologisch onderzoek, voor waar te worden gehouden.Zodanig nalaten is in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in zijn hoedanigheid ten opzichte van klager behoort te betrachten. Dit onderdeel van de klacht zal derhalve gegrond worden verklaard.
Er zijn geen termen aanwezig klager een tegemoetkoming toe te kennen, omdat de navraag en de voorlichting alsnog kunnen geschieden en niet is gebleken van schade aan klagers gezondheid.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen 1a. en b. ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel 1.c. gegrond. Zij kent geen tegemoetkoming toe. Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden F.M.M. vanExter, huisarts, en dr. M. Kooyman, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 1 maart 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven