Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4049/SGA, 30 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4049/SGA                                 

Betreft verzoeker        Datum 30 juli 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 24 juli 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het zichzelf ongewenst toegang verschaffen tot de beveiligingssluis, ingaande op 24 juli 2020 om 15.30 uur en eindigend op 31 juli 2020 om 15.30 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Z1-2020-721).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker ontkent dat hij in de beveiligingssluis is geweest, hij kan het zich althans niet herinneren. Hij stelt dat de directeur het heeft verzonnen.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 24 juli 2020, volgt dat een medewerker van de centrale meldkamer zag dat verzoeker en een medegedetineerde zich ongewenst toegang verschaften tot de beveiligingssluis, nadat twee medewerkers daar zojuist doorheen gelopen waren. Verzoeker en een medegedetineerde hielden de ene deur tegen en controleerden of de andere deur open was. Toen deze dicht bleek te zijn hebben verzoeker en de medegedetineerde de beveiligingssluis verlaten. De directeur voert aan dat het schriftelijk verslag naar waarheid is opgemaakt en dat de medegedetineerde heeft verklaard dat hij samen met verzoeker in de beveiligingssluis was. De directeur vindt dit een ernstig incident, omdat een beveiligingssluis één van de laatste deuren is voor de uitgang van de PI. Dit gedrag neigt daarom naar een poging tot ontvluchting en dient daarom zwaarder bestraft te worden dan het zich begeven op een andere afdeling in de PI.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker de persoon is geweest die zich – samen met een medegedetineerde – bewust ongewenst toegang heeft verschaft tot de beveiligingssluis. De directeur heeft hiervoor in redelijkheid aan verzoeker de disciplinaire straf kunnen opleggen. Nu de beslissing van de directeur niet op voorhand als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 30 juli 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven