Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3994/SJZ-hersteluitspraak, 23 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3994/SJZ-hersteluitspraak                                

Betreft [verzoekster]   Datum 23 juli 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoekster], geboren op [datum] 2004 (hierna: verzoekster)

1. De procedure

De directeur van de gesloten accommodatie De Lindenhorst (Pluryn) te Zeist (hierna: de directeur van de instelling) heeft volgens verzoekster op 14 juli 2020 beperkende maatregelen opgelegd, inhoudende het niet naar buiten mogen gaan en het niet mogen gebruiken van haar mobiele telefoon.

Verzoeksters raadsman, mr. J.J. Weldam, vraagt namens verzoekster om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

Bij uitspraak van 20 juli 2020 is het verzoek toegewezen vanwege het ontbreken van een reactie van de directeur op het verzoek.

Op 22 juli 2020 heeft de directeur verzocht om de zaak te heropenen omdat is gebleken dat het verzoek om een reactie op het verzoek naar een onjuist e-mailadres was gezonden. Vanwege deze administratieve misslag heeft de voorzitter besloten de behandeling van het verzoek te heropenen. Deze hersteluitspraak komt in de plaats van de op 20 juli 2020 gedane uitspraak.

De voorzitter heeft kennisgenomen van het klaagschrift en van de reactie van de directeur op het verzoek.

2. De beoordeling

Verzoekster stelt dat er onvoldoende grondslag is voor de opgelegde beperkingen. De beperkingen staan volgens haar niet in verhouding tot de vermeende verwijtbare gedraging. Bovendien zijn de beperkingen niet noodzakelijk, als bedoeld in artikel 6.3.1, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder a. en b., en artikel 6.3.3., eerste lid onder a, van de Jeugdwet.

De directeur heeft het volgende verklaard.

Er is geen sprake van een beslissing als bedoeld in artikel 6.3.1, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder a. en b. van de Jeugdwet. Wel is sprake van het tijdelijk stopzetten van opbouw in het verlof van verzoekster, wat als een beslissing als bedoeld in artikel 6.4.1., vijfde lid, van de Jeugdwet is aan te merken. Verzoekster heeft volgens haar hulpverleningsplan half begeleid verlof ten behoeve van oefenmomenten buiten de instelling. Op 14 juli 2020 is de opbouw van begeleid naar onbegeleid verlof tijdelijk stopgezet omdat op 13 juli 2020 op de kamer van verzoekster verboden middelen zijn gevonden. Ook heeft verzoekster tijdens haar eerste verlofmoment buiten een ander meisje van de groep sigaretten mee naar binnen laten nemen.

De beslissing is genomen in het belang van de behandeling van verzoekster. De instelling wil inzicht krijgen in haar gedrag en afwegingen en voorkomen dat verzoekster in een situatie komt waarin zij weglopen nog als enige mogelijkheid ziet. Ingeschat wordt dat de stap naar onbegeleid verlof nog te vroeg is geweest.

De beslissing van 14 juli 2020 heeft geen betrekking op het gebruik van de mobiele telefoon. Afspraken over telefoongebruik waren al eerder van toepassing en opgenomen in het hulpverleningsplan om de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken. Verzoekster mag de vaste telefoon van de leefgroep gebruiken en plant met haar mentor en behandelaar oefenmomenten in om het gebruik van de mobiele telefoon op te bouwen.

Op 23 juli 2020 zal met de behandelaar worden besproken wanneer en onder welke voorwaarde verzoekster het verlof weer mag gaan opbouwen.

De voorzitter stelt vast dat blijkens de inlichtingen van de directeur op 14 juli 2020 alleen is beslist de opbouw van geheel begeleid naar half begeleid en half onbegeleid verlof tijdelijk stop te zetten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dit een beslissing als bedoeld in artikel 6.4.1., vijfde lid, van de Jeugdwet. Op grond van artikel 6.5.2. van de Jeugdwet is de voorzitter bevoegd dit verzoek te behandelen.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen de klacht is ingediend in strijd is met de wet dan wel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Naar het oordeel van de voorzitter kan niet gezegd worden dat de beslissing waartegen de klacht is ingediend in strijd is met de wet dan wel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die  beslissing. In dit verband is van belang dat de beslissing tijdelijk in het belang van de behandeling van verzoekster is genomen  en op 23 juli 2020 met de behandelaar wordt besproken wanneer en onder welke voorwaarde verzoekster het verlof weer van half begeleid naar half onbegeleid mag gaan opbouwen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 23 juli 2020 gegeven door mr. M. Iedema, voorzitter, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven