Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7166/GV, 27 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7166/GV             

           

Betreft [klager]            Datum 27 juli 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 5 juni 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M.L. van Gaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift – waaruit volgt dat het enkel nog gaat om strafonderbreking voor het kunnen aanvragen van een second opinion – de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met zijn zorgelijke gezondheid. Klager lijdt aan een kwaadaardige vorm van kanker en – voor zover bekend – is voor hem niet langer een genezende behandeling voorhanden. Op dit moment ondergaat hij zelfs geen enkele behandeling. De kans is groot dat zijn situatie binnen enkele maanden in negatieve zin zal veranderen. Het is daarom van groot belang dat klager uitsluitsel krijgt over het antwoord op de vraag of er daadwerkelijk geen behandelperspectief meer voor hem is, door hierover een second opinion te verkrijgen, al dan niet in het buitenland. De Penitentiaire Inrichting (PI) kan hierin niet voorzien. Gelet hierop is de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek onvoldoende gemotiveerd en kan deze niet in stand blijven.

Aanvullend heeft klager zich op het standpunt gesteld dat de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) zich in zijn advies ten behoeve van de beslissing van verweerder niet heeft uitgelaten over klagers wens om één of meerdere second opinion(s) aan te vragen. Wel heeft hij opgemerkt dat hij het verzoek van klager tot strafonderbreking invoelbaar acht. De noodzaak van de strafonderbreking wordt volgens klager reeds ingegeven door zijn wens alles te doen wat in zijn macht ligt om te genezen, althans zijn levensduur zo veel mogelijk te verlengen. Gezien zijn ernstige gezondheidssituatie is sprake van dringende redenen van lichamelijke en psychische aard, op grond waarvan het verlenen van strafonderbreking noodzakelijk is.

Standpunt van verweerder

De medisch adviseur heeft het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd geacht. Op dit moment ondergaat klager geen behandeling voor de kwaadaardige aandoening waaraan hij lijdt. In beroep heeft klager zijn verzoek gewijzigd in die zin dat hij thans te kennen heeft gegeven dat hij de strafonderbreking wil aanwenden voor het aanvragen van een of meer second opinion(s) over zijn behandelmogelijkheden. Er is echter niet onderbouwd of aangetoond waarom hiervoor zijn aanwezigheid buiten de inrichting voor een langere periode noodzakelijk is. Klager kan immers ook vanuit detentie (andere dan de huidige eigen) artsen bezoeken indien daartoe de noodzaak bestaat. Klagers zorgen over zijn gezondheid zijn begrijpelijk, maar betreffen geen bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer op grond waarvan het verlenen van strafonderbreking noodzakelijk is.

Uitgebrachte adviezen

De medisch adviseur van de afdeling IMA acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Het verzoek tot strafonderbreking is voornamelijk sociaal van aard. Klager lijdt sinds 2016 aan een kwaadaardige aandoening. Vorig jaar is een recidief en een lokale uitzaaiing naar de lymfeklieren ontstaan, waarvoor hij met chemotherapie palliatief is behandeld. Op dit moment wordt hij niet behandeld en is de nog aanwezige resttumor in stabiele toestand aanwezig. De kans is groot dat de situatie binnen enkele maanden in negatieve zin zal veranderen. Voor klagers aandoening zijn geen genezende behandelingen meer voorhanden en hij behoeft geen zorg die niet of lastig in of vanuit de inrichting kan worden geleverd. Desondanks is klagers verzoek tot strafonderbreking goed voor te stellen. Hoewel geen directe medische aanleiding bestaat voor het verlenen van strafonderbreking of voor detentieongeschiktheid, spelen er mogelijk andere redenen die van belang kunnen zijn bij de vraag of en hoe lang hij nog in detentie moet verblijven.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, nu klager pas sinds april 2020 is gedetineerd, het verzoek onvoldoende met medische stukken is onderbouwd en het OM een onafhankelijk advies van de medisch adviseur nog niet heeft ontvangen.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres, maar herhaaldelijke pogingen om telefonisch contact te krijgen met de bewoonster van het verlofadres zijn mislukt. Het is daarom onduidelijk of klager welkom is om tijdens het verlof op dat adres te verblijven. Ten aanzien van de op het verlofadres ingeschreven personen, waaronder klager, staan tientallen antecedenten geregistreerd. In het dossier bevindt zich een schriftelijke toestemmings-verklaring van de bewoonster van het verlofadres, waarin zij klager toestemming verleent om de strafonderbreking op haar adres door te brengen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 22 april 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 17 maanden met aftrek, wegens deelname aan een criminele organisatie en gekwalificeerde diefstal, meerdere malen gepleegd. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 4 januari 2021.

Op grond van artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Volgens klagers artsen is hij ongeneselijk ziek en zijn op genezing gerichte behandelopties niet langer aanwezig. Klager heeft bij brief verzocht om strafonderbreking, zodat hij buiten de inrichting (een) second opinion(s) over zijn behandelperspectieven kan verkrijgen.

De beroepscommissie stelt voorop dat de door klager geuite wens niet ter discussie staat. Ter discussie staat of het noodzakelijk is dat klager voor het verkrijgen van de second opinion(s) voor een langere aaneengesloten periode buiten de PI dient te verblijven. Die noodzaak is volgens de beroepscommissie thans onvoldoende gebleken. Hoewel klager er terecht op wijst dat de medisch adviseur hier in zijn advies niet specifiek op is ingegaan, heeft de medisch adviseur wel gewezen op de zorgmogelijkheden die in en vanuit detentie kunnen worden benut en is verweerder hier wel op ingegaan in zijn reactie op de aanvullende gronden van beroep.

De beroepscommissie hecht eraan op te merken dat zij ervan uitgaat dat klager, binnen de zorgmogelijkheden die de inrichting biedt, zoveel mogelijk in zijn geuite wens tegemoet wordt gekomen en daarbij wordt ondersteund.

De bestreden beslissing kan, gezien het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 27 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. S. Djebali en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven