Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4025/SGA, 23 juli 2020, schorsing
Uitspraakdatum:23-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4025/SGA                           

Betreft [verzoeker]      Datum 23 juli 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 21 juli 2020 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met cameraobservatie, voor de duur van zeven dagen, vanwege het uiten van fysiek geweld naar een medegedetineerde, ingegaan op 21 juli 2020 om 9:00 uur en eindigend op 28 juli 2020 om 17:00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. E.R. Weening, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (SC 2020-186).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat de bestreden beslissing onterecht en te zwaar is. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoekers televisie in zijn cel hard aanstond terwijl hij aan het koken was in de keuken. Verzoeker werd hierop aangesproken door een medegedetineerde waarna hij op de medegedetineerde afstormde. Verzoeker heeft fysiek geweld gepleegd tegen de medegedetineerde waardoor deze een flinke schram op zijn voorhoofd heeft opgelopen. De directeur geeft aan dat door ingrijpen van het personeel erger is voorkomen. De directeur acht dit gedrag van verzoeker absoluut onacceptabel en hij heeft hierdoor de orde, rust en veiligheid ernstig verstoord. Voorts geeft de directeur aan dat wanneer de Sanctiekaart 2019 van toepassing zou zijn, voor dit strafwaardige gedrag een disciplinaire straf van maximaal veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd zou kunnen worden. Volgens de directeur is de opgelegde ordemaatregel binnen deze bandbreedte.

De voorzitter overweegt dat de directeur een ordemaatregel kon opleggen voor verzoekers gedrag. Echter, het is de voorzitter niet gebleken dat de voortzetting van de ordemaatregel in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, of anderszins op dit moment nog noodzakelijk is. Uit de bestreden beslissing en de verwijzing naar de thans geldende Sanctiekaart 2019 begrijpt de voorzitter voorts dat de directeur verzoeker (tevens) een verwijt maakt en dat de opgelegde ordemaatregel (ook) het karakter van een disciplinaire straf heeft. Voorts volgt uit de thans geldende Sanctiekaart 2019 dat deze primair is geschreven voor gedetineerden in de reguliere regimes (arrestanten, huis van bewaring, gevangenis). De uitgangspunten zijn ook toepasbaar voor de doelgroep in bijv. een Inrichting voor Stelselmatige Daders of een PPC. Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onredelijk en onbillijk. Het verzoek zal worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 23 juli 2020 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven