Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3798/GA, 21 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/3798/GA                               

Betreft [klager]            Datum 21 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het niet verstrekken van boodschappen en een poging tot omkoping met een pakje shag door een personeelslid om te voorkomen dat klager in beklag zou gaan (AE 2019/258);

b.         het afschrijven van geldbedragen van zijn rekening zonder zijn medeweten (AE 2019/299); en

c.         de gestelde omstandigheid dat hij meer dan 56 dagen in het arrestantenregime heeft gezeten zonder te zijn overgeplaatst en het feit dat hij in een meerpersoonscel (hierna: mpc) is geplaatst met medegedetineerden die niet geschikt zijn voor een mpc (AE 2019/351).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 6 mei 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

a.

De door klager in week tien bestelde boodschappen zijn niet geleverd, terwijl klager voldoende geld had op zijn rekening en hij de bestellijst op de juiste wijze en het juiste tijdstip heeft ingeleverd. De boodschappen zijn ook niet nageleverd. Klager heeft gevraagd om - ter compensatie - boodschappen te mogen doen in de interne inrichtingswinkel, maar op dat verzoek werd afwijzend gereageerd. Nadat klager beklag had ingesteld, werd hem een pakje shag aangeboden onder de voorwaarde dat hij zijn beklag zou intrekken. Klager beschouwde dat als chantage en bovendien zou dat het gemis van de niet geleverde goederen niet goed maken. Ook nadat klager beklag had ingesteld, is hem niet aangeboden een klacht bij de winkel neer te leggen zodat nalevering zou plaatsvinden.

b.

Er is in totaal minstens voor een bedrag van €25,87 teveel van klagers rekening-courant afgeschreven. Hij heeft niet voor €12,02 producten besteld op of rond 21 februari 2019. De bestellijst die de directeur in het geding heeft gebracht en waaruit dat zou blijken, is ook niet door klager ondertekend. Het bedrag van €12,02 is op het rekening-courant overzicht voorzien van het etiket ‘inkomstenpakket’ maar ook dat klopt niet. Klager heeft ook niet voor €5,67 versproducten besteld op 20 februari 2019 en die producten zijn eveneens niet aan hem geleverd. De rookwaren ad €6,99 hadden niet in rekening mogen worden gebracht. De bestelling van €56,65 is slechts ten dele geleverd. De telefoonkosten van €1,- zijn zonder klagers toestemming afgeschreven.

c.

Klager heeft driemaal een celgenoot gekregen die ongeschikt was voor het verblijf op een mpc. De medegedetineerde die in de periode tussen 24 en 27 maart 2019 bij klager op cel zat had ernstige gezondheidsproblemen en is na een incident op een andere cel geplaatst. De gedetineerde die tussen 28 maart en 1 april 2019 bij klager op cel zat, is eveneens overgeplaatst omdat hij verslavingsproblemen had en bang was voor donkere mannen. De gedetineerde die op 1 april 2019 bij klager werd geplaatst, wilde dat zelf niet en was drugsverslaafd. Aan zijn verzoeken om iets aan de situatie te doen werd door het personeel geen gehoor gegeven, terwijl op de afdeling veel cellen leeg stonden. Klager heeft zich daardoor onveilig en gespannen gevoeld tot het einde van zijn detentie op 5 april 2019. 

Daarnaast heeft klager meer dan de maximaal toegestane 56 dagen verbleven in een arrestantenregime zonder te zijn overgeplaatst. In beroep wordt aangevoerd dat het beklag is gericht tegen het feit dat de casemanager namens de directeur de selectiefunctionaris niet om klagers overplaatsing heeft gevraagd. Klager betwist dat hij mondeling heeft ingestemd om te blijven.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft te kennen gegeven dat hij persisteert bij het in beklag ingenomen standpunt.

3. De beoordeling

a.

Klager beklaagt zich over de omstandigheid dat niet al zijn bestelde boodschappen zijn geleverd. De directeur draagt op grond van artikel 44, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet er zorg voor dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door diens personeel worden uitgevoerd (RSJ 8 augustus 2017, 17/0382/GA). Anders dan de directeur in de beklagprocedure heeft aangevoerd, ontslaat het bestaan van de mogelijkheid te klagen bij de landelijke winkel de directeur niet van zijn zorgplicht (RSJ 28 januari 2020, 19/4818/GA). Daarom zal klager alsnog in zijn beklag worden ontvangen.    

Klager heeft onweersproken gesteld dat zijn boodschappen niet zijn geleverd terwijl hij voldoende saldo had en dat hem geen alternatief is geboden voor producten die hij niet heeft ontvangen. De directeur heeft zowel in beklag als in beroep niet inhoudelijk gereageerd op hetgeen door klager hierover is aangevoerd. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de directeur voldoende invulling heeft gegeven aan de op hem rustende zorgplicht. De klacht zal in zoverre dan ook alsnog gegrond worden verklaard. Nu het door klager gestelde nadeel dat hij hiervan heeft ondervonden evenmin weersproken is, acht de beroepscommissie een tegemoetkoming van €10,- voor ondervonden ongemak passend.

Voor zover klager klaagt over ‘omkoperij’ overweegt de beroepscommissie als volgt. Dat daarvan sprake is geweest acht de beroepscommissie gelet op de reactie van de directeur op het beklag, niet, althans onvoldoende aannemelijk geworden. Het beklag zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.

Het overboeken van bedragen van of naar de rekening-courant van gedetineerden valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur en is beklagwaardig. De beroepscommissie is van oordeel dat het voorgaande met zich meebrengt dat de directeur ook verantwoordelijk is voor een correcte weergave van de bedragen als vermeld op het overzicht van de rekening-courant (RSJ 21 november 2014, 14/2120/GA). Klager zal in zoverre dan ook alsnog worden ontvangen in zijn beklag.

In het schriftelijke verweer van de directeur op het beklag is een met bijlagen onderbouwde toelichting van de medewerkster financiële administratie opgenomen met betrekking tot de door klager betwiste afschrijvingen. Gelet hierop acht de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat de afschrijvingen ten onrechte hebben plaatsgevonden en dat klager financieel is benadeeld. De beroepscommissie zal het beklag daarom ongegrond verklaren.

c.

Namens klager is in beroep aangevoerd dat klager betwist mondeling te hebben ingestemd met het niet verzenden van de selectie voor klagers overplaatsing.  

In het schriftelijke verweer van de directeur op het beklag is vermeld dat de selectie voor overplaatsing klaar stond, maar niet is verzonden, gezien het landelijke capaciteitsprobleem op dat moment, het feit dat meerdere gedetineerden de termijn van 56 dagen zouden overschrijden en klager mondeling had aangegeven dan liever te blijven omdat een overplaatsing geen zin meer had. Deze mededeling wordt door klager betwist.

De beroepscommissie overweegt dat onweersproken is dat de aanvraag voor overplaatsing niet tijdig is verzonden, terwijl niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat klager daarmee mondeling heeft ingestemd. Bij deze stand van zaken zal de beroepscommissie het beroep ten aanzien van dit onderdeel gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie is van oordeel dat gegrondverklaring van het beklag volstaat en ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel dat is gericht tegen de gestelde omstandigheid dat klager met mpc-ongeschikte medegedetineerden is geplaatst, overweegt de beroepscommissie als volgt. Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen, is de beroepscommissie van oordeel dat klager wel in dit klachtonderdeel kan worden ontvangen, nu de directeur bij de beslissing om twee gedetineerden op één cel te plaatsen zorgvuldig dient om te gaan (RSJ 19 april 2012, 11/3344/GA, einduitspraak).

Hoewel klager onweersproken heeft gesteld dat hij in korte tijd drie celgenoten heeft gehad waar hij zich onveilig bij voelde, is niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de directeur niet voldoende adequaat heeft gehandeld en tekort is geschoten in zijn zorgplicht.

Gelet daarop zal het beklag ongegrond verklaard worden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag.

Ten aanzien van onderdeel a. verklaart de beroepscommissie het beklag gegrond met betrekking tot het niet ontvangen van bestelde boodschappen en voor het overige ongegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

Ten aanzien van onderdeel b. verklaart de beroepscommissie het beklag ongegrond.

Ten aanzien van onderdeel c. verklaart de beroepscommissie het beklag gegrond met betrekking tot het versturen van de aanvraag tot overplaatsing door de casemanager en voor het overige ongegrond. Zij kent klager ter zake geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 21 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.     

secretaris        voorzitter

Naar boven